>* \^/'V^,^ ^'^^.^■■^^^*-r ^; N-'lf^C^-F' **«"f f "^'^i . f.ii^ L I E) R.ARY OF THL UN IVERSITY Of ILLINOIS /,839.31 L960V Rare Book & Special Collections Library Digitized by the Internet Archive in 2009 with funding trom University of Illinois Urbana-Champaign http://www.archive.org/details/hetovervloeijendOOIuike HET OFERFLOEIJEND H E R T E. UITLEGGING V A N D E T Y T E L PRENT. Jniier word JAN LUYKENS Beeld, door Serafyne vlerken , Verheven, om 's Mans nutte en flichtelyke werken. Het overvloeijend Herte is fleeds als een Fontein, Waar door Aandagtigheids gezangen vloeibaar zyn. Zy wil alle ydelheid , als met den voet vertreeden , Door Godsdienll aangefpoord; zoo dat haar woord en zeden , Gelyk de Kaarfe , llrekt tot een verheugend licht: Op dat haar Naaften ook gewekt 'worde en gefticbt. Met Heilig Bybel - Boek legt voor haar oogen open, Op dat zy 't regte fpoor nooit mogtbezydeloopen. Eenvoudigheid vertoont hoe men uit alles leerd, In klaare fpiegelirig, daar Heilzugt na begeerd > Met die haar volgen , hier als regte vreemdelingen, Beluft op 't waare Goed en Goddelyke dingen. De ftomme Teken -Kond, (die 't zelve doel be- woog,) .^chctft alles lugtig af, en nodigd hert en oog. Te TIaAKXEM Ly C.H.BoiIN Hoehrvei'lioo^er ±-;Sy. HET OVERVLOEIJEND H E R T E, of Nagelatene VERZEN van den Godvruchtigen J J N L U T K E N. Beftaande in Stichrelyke Befchouwingen en GeelHyke Overdenkingen , Verrykt met God- delyke Spreuken, over veelerieie foorten van onderwerpen , by verfchillende gele- genheden opgefteld. Vercierd metVyf en Tachentig Konflige Figuu* ren, in den Tmaak des Aufteurs getekend en in 't Koper gebiagt POOR CORNELIS VAN NO ORDE. Uit den Overvloed des Herten [preekt de mond, Lucas VI. vers 45. €li\ Te HAARLE^r gedrukt, by C. /ƒ. BO H N, Boekverkooper. MDCCLXVII. VOORBERICHT. 31 FT m ^^ ^^^ ofjgetwyfeld vceleri , dis M ■*" "*' 11^ weeten met welk eene graagte ^WWW-^ ^^ Schriften van JAN LUYKEN, terflond na deszelfs dood, opgezocht zyn, ten tiiterfle vreemd voorkomen; dat hun in deeze dagen op nieuw een tot nog ongedrukt Ge- fchrift, onder V Mans Naam, word bekend gemaakt. Te meer, daar de Schryver der Voorrede^ voor des AuBeurs Geefllyke Brieven reets gezegd heeft ; "Zie daar de laatfie vrug- ''"'ten van dien Vrugthaaren Boom.'''' Doch, hoe vreemd het ook moge fchynen, men he- grypt echter zeer licht, hoe V mogelyk zy, dat een bondel papieren, hier of daar, ceni- gen tyd lang , verborgen beeft kommen liggen • en dat ""er dus nog gelegenheid geweeft is, tot zodanig eene naleezing; waar door ook deeze Vrugten van V Mans Geeft eindelyk by een verzameld konnen zyn, en nu in V licht gegeeven worden. En dat dit mogelyke hier daadlyk plaats heeft, daar van konnen wy * 4 den VOORBERICHT. den Leezer volkomen verzekeren. Een ieder die 's Mans Werken kent^ en o zich dezehen eenigermaate eigen gemaakt beeft ^ zal zeer gereedlyk^ op het doorbladeren van dit IVerkje^ uit den denktrant en ftyly welken hy daar in befpsurt, bezefen^ dat het oorfpronglyk van niemand anders^ dan van den Goduruchtigen ] K^ LUYKEN, gefchreeven is^ en opgefteld kan zyn. En de- zulken , die hier van zoo gegrond eene kennis niet bezitten^ zullen' er zich met iveinig moei- is van konnen overtuigen; indien ze ziek maar eenige oogenblikken gelieven te vcrledl- gen, om dit Gefchrift met de andere voor- heen reets uit ge ge ev ene Papieren te vergelyken. Doch, of dit ook by zommigen niet ganfch voldoende geacht mogt 'voorden, zoo hebben cüy V niet ondien/Iig geoordeeld, daar en boven een getrouw en waar bericht te geeven, van V lot van V oorfprongklyke Handfchrift; waar uit een ieder zal konnen zien, dat ^er geem de minfle rede is, om de echtheid van dit TraSiaarje, dat wy , op den naam van - JAN VOORBERICHT. JAN LÜYKEN, in V openbaar te voor- fcbyn doen komen, in twyfel te trekken. Men weete dan, dat JAN LUYKEN, zich, omtrent het jaar 1699, buiten Haar- km met'' er woon nedergezet hebbende , geduu- rende zyn verbly f aldaar, eene zeer nawvj^ gemeenfchap gehouden heeft met zynen herte- lyken Vriend Daniel Bellinckhuys ; die de Zoon vjas van Roelof Bellinckhuys ; een Boezem- Vriend van den AuBeur, als uit de Brieven^ aan V einde van dit Werkje te vinden, is af te neemen. Deeze Daniel Bellinckhuys , die de Bezitter geweeft is , van het oorfprongklyk Handjchrift van dit Tr act aatje, heeft, uit hoofde der nauwe Vriendfchap, tuffchen hem en den Jucieur, dit Gefchrift, tot een aan- denken of ter gedacht enij] e van zynen Vriend^ bekomen-, en V zelve als een fchat , dien hy hoog waardeerde, onder zich gehouden, en zorgvuldig bewaard. Even zoo heeft ook de Weduwe van Daniël Bellinckhuys zich , na het overlyden van haar Echtgenoot , deswegen ge* draagen; en hier door heeft het, tot op haar en * 5 dood VOORBERICHT. fhod genoegzaam als in een boek verfchoolen gelegen. Met haar af ft erven geraakte het 'm handen van haar e Zufter^ in ivier banden het zich tc^ienwoordis, bevind. Boor deeze ver- 'UuilpiUng van Bezit ter en is het, na dat het eene reeks van meer dan vyftig jaaren in de Famil- ie verborgen ixas gebleeven, allengskens aan den eenen en anderen Liefhebber der gecftryke en zeer ftichtelyke V/erken van den Godvruch- tigen JAN LUYKEN kennelyk gezvorden : en zy , die de hand van JAN LUYKEN kenden , hebben allen eenpaarig verzekerd, dat het, 'overeenftemmende met de opgemeldc overleve- ring, ontegenzeggelyk voor een eigenhandig ge- fchrift van dien geachten Man gehouden moet worden. Men heeft dus naar dit verhaal, ( V geen éwy vieeten dat getrouiv en zvaar is , ) alle vereifchte zekerheid om het oorfprongklyke Handfchrift, en zo dan ook dit Traktaatje, het ivelk daar uit opgemaakt is, aan te nee- vien, als behelzende Nagelatene Verzen van ^en Godvruchtigen JAN LUYKEN, die door hem VOORBERICHT. hsm zelven op gefield^ en in zyn eigenhandig gefchrift nagelaten zyn. En verder kan een ieder., dien het gelieft zulks na te gaan., uit de vergelyking van dit Stukje^ met de andere Snikjes van den Au8teur^ ten zekerfie gev:aar vjorden., dat deeze Verzen waarlyk onder fchei- den zyn , van alle de geenen , die van hem tot nog het licht gezien hebhen. Niemand beeft derhalve te vreezen , dat V Mans Naam in dit geval misbruikt word; of te duchten , dat hier opgewarmde koft in nieuwe fchotelen verfchynt ; men kan zich in tegendeel volkomen verzekeren , dat 'er fpyze opgedifcht word., welke in dien zin nieuw genoemd mag worden \ en die men., buiten tegenfpraak., in de eerfie plaats., aan de hand van JAN LUYKEN verfchuldigd is. Wat nu voorts de openbaar e uitgave hier van betreft ^ ^daar omtrent hebben wy den Leezer het volgende nog mede te deelen. Na dat het bovengemelde Handfchrift ., eji eene of andere Copy van V zelve., door den tyd., al meerbekend Vierd., by de zulken die veel achting hadden mor den Godvruchtigen AuBeur., zag men V wel VOORBERICHT. l^jel dra van hand tot band gecopieerd'^ in 't zelfde formaat ^ als de andere Werken van dee- zen fiictftclyken Schryver gedrukt zyn ; om ook deeze nagelatene Verzen hy zyne andere fchrif- ten te konnen voegen. Dit gaf eerlang aanlei- ding om te denken of^ het niet wel der moeite waardig zoude weezen^ dat men het Hand- fchrifi ter drukperfe bevorderde; om den Lief- hebberen te ontlajlen van de moeite of kojlen van V copieeren; en tevens aan veele andere Godzoekende Ziden., die V of niet kenden ^ of tegen het copieeren aanzagen .^ dienfl te doen. Maar telkens , als men dit in overweeging nam , kwam 'er fteeds eenc groote zivaarigheid tegen op . yllle 's Mans Werken , tiaamlyk , van dien aart^ zyn met een merkelyk aantal van zinne- beeldige plaaten vercierd: hoe zou men der- gelyken tot dit konnen verkrygen? Deezezwaa- righeid was te grooter, om dat men wel bezef te^ dat' er juijl plaaten toe vereifcht wierden ^ die de mening of het bedoelde der Verzen zo jiguurlyk voorflelden .> dat ze met des AuStcurs denktrant behoorlyk over een kwamen. Ook fcheen VOORBERICHT. fcheen het zeer wehoegelyk te zyn^ dat de uit- voering der plaaten niet al te "ceel "oerfchilde , van de manier van etzen van JAN LUYKEN zelven. Het een en V ander vertoonde zich in dien eerjlen tyd als onoverkomelyk ; en dit was oor zaaks genoegd om ''er dies tyds^ toen de eer- ft e ontdekking van V oorfprongklyke Handfchrift, 71U omtrent acht jaar en geleeden , den Liefheb- heren hekend voierd^ van af te zien ; vermits wen geen kans zag , om het op eene welvoege- lyke vuyze^ die eenigermaate aan V Mans an- dere Werken kon he antwoorden , voor V open- baar e daglicht te brengen, Onderttiffchcn werd het ^ zo van den eenen als den anderen^ nogal verder gecopiei-rd ; en eindelyk geviel het , dat het ook overgefchreeven werd door den vermaarden Konpplaatfnyder . Cornelis van Noorde. Deeze had het zelve ^ voor zyneigenliefhebbery .der^ *üoyze gecopieerd^ dat hy ^ boven dccze engeens der zaaklykfle verzen^ zo veel ruimte gelaaten had^ dat hy 'er eene tekening^ die aan denin* houd dier Verzen beantwoordde ^ en met den /maak des /iu&eurs overeenflemde^ gefchiktlyk VOORBERICHT, in konde plaatfen. In de uitvoering hier van paagde Comelis van Noorde zo gelukkige dat kundige Liefhebbers ^ toen hun eenige dier te- keningen onder V oog gebragt wierden, hem zeer ernfllg raadden daar mede 'üoort te vaaren:, en my benevens hem aan zet t eden , om die U' keningen in 't Koper te laat en brengen, en dit Werkje indiervoege ter druhperfe te fc hik ken; vjaar toe men nog meer overhelde , toen men , niet alleen den trant van tekening , maar ook de behandeling in V eizen, hun in de eerfle prentjes tct een proefje vertoond , zeer cenfïemmig met die van JAN LUYKEN oor- deelde; ten minflen wel in zo verre, dat ze zeer gevoegelyk by de andere Figuur en geplaatfi konden worden. De zaak vervolgens meermaals in overweeging genomen zynde, hen ik ten laatflc , na dat Comelis van Noorde zich daar toe had la aten vinden, tot de uitgave gerefolveerd; in de verwachting van deugdlieven den en heil- hegeerigen zielen te zullen behaagen , en haar dienfi te doen, met dit fïichtelyk Werkje in fpenbaaren dag te brengen. Dit befuit genomen zynde, kwam nog be- paald- VOORBERICHT. faaldlyk in overweeging ^ hoedanig eene fchik- king men in de uitgave van V Handfchrift zon maak en. JAN LUYKEN heeft de Verzen^ die hier gevonden vjorden , gefchreeven in een Qtiar- to Schryfboek , in tivee colommen op ieder hlad- zyde. Hy heeft ^ dezelven fchryvende, niet be- oogd, dat ze op zodanig eene wyze in druk gegeeven zonden worden; men kan genoegzaam zien , dat ze dus maar als invallende gedachten op het papier gefield zy'li ; om'' er mogelyk vervol- gens^ op de eene of andere wyze^ een nader ge- bruik van te maaken^ Uit dien hoofde zyn zCy nu eens langer dan korter^ en^ zonder eenig verband of fchikking , met betrekking tot ganfch verfchillende onderwerpen , onder of door elkan- der geplaatfl; zjnde flechts op het papier ter neder gefield, zo als ze tiit den Overvloed zy- nes Herten voort gevloeid zyn ; V welk ons ook aanleiding gegeeven heeft , om deeze Verzame- ling met den hoof dtytel van HETOFERFLOEI- JEND HERTE te benoemen. By nader over- leg vond men het geraaden alles in eene gere- gelde orde te brengen; en wel op die wyze ., dat maf VOORBERICHT. men de denkbeelden van deezen Wc ar den Man ^ naar dat de flofen heji by elkander voegden y op elkander liet volgen; houdende wel byzonder- lyk die fchikking in V oog^ dat men^ g^h^ ^^^ het gevoegelykjl [ebeen te weezen , van eenvou- diger befpiegellngen aller gskens tot hooger be- denkingen opgeleid wierd; waar door bet geheel^ fwg min of meer ^ tot eenig verband of zaamen- hang gebragt kan worden. Voor V overige heb* hen wy de Schriftuujplaatfen^ die alleen met He benoeming van Kapittelen Vers , in V Hand^ fchrift^ gemeld war en., volledig uitgedrukt ;en V IFerk verder in alle deelen , zo verre V ons mogelyk was , op zodanig eene manier gefchikty dat het met ^s Mans andere IVetken geheel êvereenkomfiig zy. Door deeze fchikking behelft dit TraSiaatjs Itu drie Hoofdzaaken in de volgende orde. Men vind hier , eerft , eenlge zinnebeelden afgeleid van^ en befpiegellngen gemaakt op verfcbeidene hedryven der Menjchelyke zanenleevinge^ die geefllykerwyze fiichtelyk op 's Menfchen geloovi" gen en deugdzaamen wandel overgebragt wor^ den VOORBERICHT. den. Dit gedeelte^ van pag. i. /ö^ pag. 119. is verclerd met 38 plaatjes. Hier aan volgen ten tweeden, van pag. 120 tot pag. 159. eenige jiichtelyke bedenkingen , die betrekkelyk zyn tot de Menfcbwording van Gods Zoon^ tot deezeen oeene voorvallen zynes Lcevens , zyncn dierbaar ren Dood^ Opflanding , Hemelvaar d^ en trooft' en heilryke Leer. Deeze zyn vercierd met 1 4 plaatjes. Het derde gedeelte^ dat zich uit fl rekt van pag. 160 tot 250 heeft zyn opzicht tot het inwendig ondervtndelyk of geefllyk leven van een waar Chriften : het bchelfl verfcheidene ge- jnoedelyke verzuchtingen van eene^ Godvruchtige ziel^ die hier op Aarde haar wandel in den Hemel heeft , c/, onder het geleide van den Hei- land., haar en weg., door de woefïyn deezer Waereld , naar het Hemelfch Jeruzalem wenfcht te vervolgen. Deeze geefïlyke overden- kingen zyn vercierd met 28 plaatjes; en voor- den ten laat j} e beflooten^ met eenige betrach- tingen over de brosheid en nietigheid des men fch- lyken Lichaamsy den Dood en het laat [Ie Oor- deel., die nog met 5 plaatjes vercierd zyn. Ten Jlot zyn hier nog bygevoerr^d drie Brieven ^ van ♦ * den VOORBERICHT. den AuB^ur gefchreeven ^ aan hovengemelden Roelof Ikllinckhuisen Zoon; die in de voorheen gedrukte Brieven van JAN LUYKliN niet ge- vonden worden. ïVy hebben in derzelver uil gave de Origif/eelen gevolgd, die onlangs te Ainjier- dam by een liepoebber van 'a Mans Schriften na- gelaten zyn; en ""er te meer gebruik van gemaakt, om dat ze cenigcrmaate dienen om des Auteurs gemeenfchap met die Familie te toonen , en dus de echtheid van V origineele Handfchrift van dit TraB aatje te beveftig^n. IVy hebben geen koften noch moeite ontzien , om alles, met V Mans andere fVtr ken , gelyk- vorinig te maaken^ en het ze've ten keurigfte ■uit te voeren : niet tvjyfclende of ieder God- vruchtige Ziel zal het der aandachtige leezvig en overdenking ivaardi'^ oorddclen. Alles toch wat ""er in voorkomt draagt getuigenis van "'s Mans Godlievend gemoed^ en des zelfs Zucht voor eenen geloovigen en deugdzaamen wandel: ft rekken de van alle zyden tot beveiliging dier taaie van den mond der Waarheid , de goede menlch brcniit hot cjoede voort uit den goeden fchat zyr.cs herten. Luc. VI. vers 45. PVyders hebben wy ten deezen aanzien niet meer te zeggen , dan dat wy hnopen , dat ook dit IFcrkje die vrucht f n mag draagen, die V Mans voorheen uitgegeevcie Schrifen voort ge- hrait hebben, en dus veekn tot nut en ftich- ting %al zyn. HET OFER. VL O EIJEND H E R T E. Met OVERVLOEIJEND I. Lecrd uit Alles. Een Schip op Strand is een Baak in Zee. Houdende het Geloove , en een goede Confcien- tL , welke fommige verftooten heMende van het Geloove Sehipbreuke geleeden hebben, i . Timoth. 1. V. IJ?. Op H E R T E. 3 Op Figuur I. V V at zit'er" meenig Schip op Strand, Om haar, die door de wocftc baaren. Na 't ver geleegen Eeuwig Land , De groote Waereld-Zee bevaaren. Te ftrekken tot een klaare baak. Om nood en ongeval te myden. Op dat men daar niet toe geraak'' En meede Schipbreuk kom' te lydcn. ó Schippers van zoo dieren Goed, Te flof in 't llieren en in 't peilen Op 't Schip de mens van vlees en bloed. Dat doet zoo meenig Schip verzeilen; Maar die op alle Zaaken let, Uit onderwys in acht genoomen, Zal , zyne Reis op God gezet, Met God behouden overkomen , A 2 Ja^ z Met Q V E R V L o E I J>E N J> Jacobi III. vers 3 en 4. '^iet^ wy leggen den Peer den toornen in de monden , op dat zy ons zonden gehoorzaamen^ en ivy leiden [ daar meede ] haar gebed Lighaam om. Ziet ook de Scheepen^ hoewelze zoo groot zyn^ en van harde "joinden gedreeven , zy 'Worden ommegeivejid van een zeer klein toer^ IV aar heenen ook de begeerte des pier- ders ivil. 2. Petri III. vers 5 en 6, Wam imllcns is dit haar onbekend^ dat door het woord Gods de Heemelen van over lange ge^ wee/i zyn, en de Aarde uit het ïVater en in het Water bejlaande. Boor "00 elke de Weer el d., die doe ivas^ wcP het water der Zundvloed bedekt zynde, ver- vers 1 1 . Bcwyl dan deeze dingen alle vergaan , fjioe- daanig behoord gy te zyn in heiligen wandel Qn Godzaligheid?- vers 17 en iS. Cv dan., geliefde \ ztilks"] te zvrcn weetef> is 5. wacht u , dat gy niet door de vcrkidings der M E R T E. 5 ^Vr growjjelyke menfchen meede afgerukt 'üoord en uitvalt van irjje vafligheid. Maar waft op in de Genade en Kennijjh onzes He er en en Zaligmaakers Jezu Cbrifil. Hem zy de Heerlykhcid, beide nu, en in den dag der Eeuwigheid. O p E N B. XVÏII. vers 17-19. En alle. piinrlieden, en al het volk op ds Scheepen , en bootsgezellen , en alle die ter Zee handelen , ponden van verre : En riepen, ziende den rook van (^B abels ^ Brand, zeggende ,vo at [ft ad'] zv as deeze groots ftadgelyk? En zy wierpen ftof op haare Hoofden en riepen, wecnende en rouive bedryvende , zeg- gende: f Fee, wee de groot e ft ad, in dewelke alle die Scheepen in de Zee hadden, van haare Koftelykheid ryk geworden zyn , maar zy is •in eene uure verwoeft geworden. I Kor: X. vers 11. En deeze dingen alle zyn haarlleden over gekoomcn tot voorheelden: en zyn befchreven tot waarfchoiiwinge van ons , op de ixelken de '€inden der ecuwen gekoomen zyn. A 3 'Gt' S Het OVERVLOEIJENI) II. Gelukkige Ukkomfl:. Om de Hoope^ die u weg gelegd is, m de Heemelen^ van ivelke gy te voor en gehoord bebt^ door het ivoord der waarheid (name- iyk) des Euangeliums, Col. I. v. 5. Of H E R T E. j Op Figuur II. Vjelyk een mens in 'c woud verdwaald. En in een diepen Kuil gevallen, Door iemands Gunfl: wierd opgehaald. Zoo was de toeiland van ons allen. ó Naare en zwaare Wildernis! En diepe Kuil der fnoode Sonden, Een ftaat die Ziel verderflyk is, Indien geen helper waar gevonden, ó Allerhoogfte en n-ouwfte hand. Die ons zoo vriendlyk is gebooden , Geleid ons voorts door 't vreemde Land, Door zyn Gevaarlykheid zoo fnoode; En hoed ons voor den tweeden val, In dit Elendig Jaramerdal, A 4 CoT- D Het OvERVLOfciJEND Col. I. vers 13 en 14. ie ons getrokken heeft , uit de macht dei" duiflemijfe en overgezet heeft in het Kouing- ryke des Zoons zyner Liefde. vers 21-23. En hy heeft u^ die eertyts vervreemd "jjaart, en Vyanden^ door' het Verfland^ in de booze Werken^ nu ook verzoend. In het Lighaam zynes Vleefes door den dood ^ op dat hy u zoude heilig en onberifpelyk en onbefchuldigt voor hem [lellen: Indien gy maar hlyft in V Geloove gefon- dcerd en va/l , en niet beweegd word van ds hoope des Euangellums ., dat gy gehoord hebt ^ het ivelke gepreedikt is onder alle de Crea- ture, die onder den Ileemel is. H E B R. XI. vers 13- 16. Deeze alle zyn in het geloove geftorvcn , de beloften niet verkreegen hebbende^ maar heb- ben dezelve van verre gezien^ en geloofd^ e ft omhelfd, en hebben beleeden ^ dat zy Ga/l en en Vreemdelingen op de aarde ivaren. JVant die zulke dingen feggen^ betoonen klaarlyk , dat zy een Vaderland zoeken. En indien zy dies [ Vaderlands ] gedagt loadden , van welke zy uit gegaan ivaaren , zy houden tyd gehad hebben , om wee der te keer en. Maar H E il T E. '} Maar nu zyn zy begeer ig na een heet er ^ dat is, na het Heemelfche, daarom [chaamt hem God haarer niet , om haar God genaamd te worden: want hy had de haar een fla.d bereid. II E BR : XIÏI. vers 14. IVy hebhen hier geen blycende Stad , maar ivy zoeken de toekomende. Philïpp. III. vers 20 en 21. Blaar onze wandel is in de heemelen , waai' tiit wy ook den Zaligmaaker verwagten , \_na' melyk'] den Heer e Jefum Chrifttim: t)ie ons vernederd lichaam veranderen zal^ op dat het zelve gelykvormig worde zynen heerlykcn lichaam e, na de werkinge waar meede hy ook alle dingen hem zelven kan on- derwerpen. 1 TüEss. III. vers 3. Maar de Hecre is getronzv , die u zal ver- fierken en bewaarcn van den hoozen. A 5 ^^ ÏO Het OVE RVLÖEIJEND III. Welgekomen. Uwe Oogen zullen den Koning zien in zy- 'Ae fchoonheid: zy zullen een "oer re geleegen land zien. Jefa. XXXIII. v. 17. Op H E Pv T E. ir Op Figuur IIL D ie in een ver geleegen Land, iVls vreemdeling was aangekomen. En van des Konings milde hand, Gelyk een Vriend wierd opgenoomen, 't Geluk was groot! dog hoe gering, By 't heil des geenen die langs de Aarde, Als vreemdeling ten Heemel ging. Dat fchoone Land, zoo hoog van waarde: Daar hem den allerhoogften Heer, Ontfangt, als een van z)'n bekenden, En zet hem hoog in Haat en Eer, En Eeuw'ge vreugde zonder Ende; ó Aardrj'ks Burgers waard gy wys, Gy gaaft u haafl: op deeze Rys. Mat- I i. Ilct o V E Pv V L o r. I JE N D Mat TIK VJII. vers li. D. ■og ik zegge f/, dat z-ccle zullen koomeit 'van Oofïcn en M^efien^ en zullen met Ahrabarn en Ifaac^ en Jacob aanzitten iif het Koning- ryk der Heemelen. En Knpictcl XV. vers 13. Maar hy antivoor dde en zeide, alle plan- te , die myn Heemelfche Vader niet geplant heeft , zal uyt geroeid worden. En Kapittel XXV. vers 34. Alsdan zal de Kootiing zeggen tot de gce- ne die tot zyner regter [ hand zyn , ] Komt gy gezeegenden myns Vaders , beërfd dat Ko- ningryke^ het welk u bereid is van de grond- legginge der JVeereld. Rom: ÏIÏ. vers 23 eft 24. Zy hebben alle gezondigt , en derven de heer- lykheid Gods. En worden om niet geregtvaardlgd., uit zy- ne Genade., door da Verlofjing die in Chrijïo Jefu is. Èpii: II. vers 11 - 18. Daarom gedenkt., dat gy die eertyds Hei- denen waart in het vlcefch, en die voorhuid II E R T E. 3 ^enaayjul ivierd van de gcene dk genaamd zyii befnydenijje in 't vlees ^ dk met banden gefchkd. . Dat gy in dien tyd 'waart zonder Cbrifloj vervreemd van het burger fchap Ifraëls ^ en vreemdelingen van de verbonden der belofte , geen hoop hebbende^ en zonder God in de ïVeereUL Maar nu in Chriflo Jefu , gy die eertyds ver- re -waart , zyt tiaby geivorden door het bloed Chrifïi. JVant hy is onza. vreede ^ die deeze heide, een gemaakt heeft ^ en den middelmiiur des affchcidfels gebroken hebbende^ Heeft hy de Vyandfchap in Zyn vleefch te niet gemaakt [ namelyk ] de Wet der gebooden in inzettingen [ befiaande : ] op dat hy die twee zonde in hem zehen tot eenen uicuwejz menfch fcheppeiiy vree de makende: En \_op dat~\ hy die beide met God zoudein. ten Ughaam verzoenen door het kriiys^ de- Vyandfchap aan het zelve gedood hebbende. En komende heeft hy door het Euangelic vrcede verkondigt^ u die verre waart , en dien „ die naby waren. fVant duor hem hebben wy beide den toc-^ !j.ang door eenen Gecfi tot den Vader. \H 14 Het OVERVLOEIJEND IV. De Huisheer. Biddet^ en u zal gegeeven worden: zoekeu en' gy zttlt vinden: kloppct, en u zal open gedaan worden. Macdi. VII. v. 7. Op H E R T E. Op Figuur IV. 15 D e Huisheer had al jaar en dag, In Annoê zyn verblyf bezeetcn , Maar dat 'er goud verborgen lag. Had hy tot hier toe niet geweeten. Zoo legd de Rykdom van 't Gemoed In 't Huis der Ziele , lange tyden , Begraaven onder vlees en bloed. En laat den Huisheer annoc lyden; Maar gaat het onderzoek eens an , Op trouwen i"aad van goede vrinden , Zoo word hy een gelukkig man. En komt een grooren fchat te vinden ., Die hem niet flegts voor langen t}-dj Maar Eind'loos voor gebrek bevnd.. Mat- l6 Het O V E R V L o E ï J E N D Mattii: Vil. vers. b'. w, ant een iegelyk die hid^ die ontfangtien die zoek^ die -oindien die klopt ^ dien zal open pedaan vjorden. ö Ps: LX VUL vers 20 cii 21. Geloofd zy de Heere ; dag by dag over- laad hy ons : die God [ is ] onze Zaligheid^ Sela l Die God is ons een God van volkoome Za- ligheid^ en hy den HEERE, den Heere j zyn Uitkomjien tegen den dood. Ps: LXX. vers 5, Laat in u vrolyk en verblyd zyn, alle die u zoeken : Laat de Liefhebbers uwes heils ge- (hmriglyk zeggen. God zy groot gemaakt. P R o V : VIII. vers 17-19. Ik hebbe lief, die viy liefhebben: en die piy vroeg zoeken, zullen my vinden. Rykdom, en Eere is by my; duurachtig Goed en geregtigheid. Myne Vrugt is heter dan iiitgegraaven pud, en dan dicht goud: en viyn inkomen^ 4(m uitgeleezen zilver. Mat- H E R T E. 17 Matth: XIII. vers 44. fTeederom is het Koningryke der Heemelen gelyk een fchat in den Akker verborgen , voel- ken een menjche gevonden hebbende^ verberg* de \_dien~\ en van blydfchap over den zelven gaat hy heenen en verkoopt al wat hy heeft ^ «n koopt dien zelven akker. Col: III. vers 1-4. Indien gy dan met Chrifio opgewekt zyt, zo zoekt de dingen die boven zyn , daar Chriftus is zittende aan de rechter \_hand'\ Gods: Bedenkt de dingen die boven zyn^ niet die op de aarde z^n. Want gy zyt geflorven^ en uw leeven is met Chrifio verborgen in Gode : Wanneer [ nu ] Chriflus zal geopenbaard zyn^ die ons leeven is, dan zult ook gy met hem geopenbaard worden in heerlykheid. B De l8 Het OVERVLOEIJEND V. De voorzigtigbeid is de Moeder van de Wysheid. Als ik dit aanfchowvode^ 7)am ik bet ter herten , ik zag htt [ en ] nam onderwyzinge aan. Een weinig /laapens, een weinig fuyme* rens , een weinig Handvouwens , al tieederlig" gmde. Prov: XXIV. v. 3a en 33. Oi> il E R T E. ip Op Figuur V. XX an eenen ouden Muur gezeeten, Te baak'ren in de warme Zon, Word hy met (leenen overfmeeten, Wyl juyft de Neederval begon. ó! Waarde Ziel bedenk te vooren. Al zit gy ^gt en welgemoed; Hoe ligt dat gy zoud konnen fmooren. Door 'c neederv'allend vlees en bloed; Die oude Muur, met zoo veel fcheuren. Daar gy zo zorgeloos aan Lcund, Als ftond geen ongemak te beuren. En gy u dus ook niet bekreund; Maar als de flag dan is gekoomcn. Zo word het al te Iaat vernoomen^ B 2 j£- Z(S HeC OVERVLOEIJÊND Jesaia XXX. vers 12 en 13. XJaarom zoo zegt de Heilige Ifraeh^ om aai gy lisden dit IVoord verveer pt^ en z-er^ trouwde op onderdrucldnge ^ en verkeerdbeid y en fieund daar op: Daarom zal u lieden deeze Misdaad zyn gelyk een vallende jcheure nitivaarts gebogen in eenen hoogen Muur , diens hreuke haaflclyk in eenen oogenhlik koenen zal. Eph: V. vers 15. Ziet dan , hoe gy voorzigtelyk "joandeld niet als onwyzen , maar als wyzen. Hebr: X. vei-s 24. Laat ons op malkander agt neemen , tot op- fcherping der Liefde en goede JVerken. Lucas. XIII. vers i - 5. En daar waaren te dier feher tyd eenïge tegenwoordige die hem hoodfchapten van de Galileërs , welker bloed Pilatus met ha ar e of- ferhanden gemengd had. En Jefus antwoordde., en zeide tot haar^ rtieint gy , dat deeze Galileërs zondaars gewcefl zyn y boven alle Galileërs., om dat zy zulks geleeden hebben? Jk zeg u, Neenze: maar indien gy u niet H E R T E, ai hekeerd-i zoo zult gy alle desgelyks vergaan. Of die Achtten., op welke de Tooren in Siloam viel., en doodeze., meint gy dat deeze fchiildenaars zyn geweeft., boven alle menfchen^ die in Jeruzalem woonen? Ik zeg «, Neenze: maar indien gy u niet bekeerd^ zoo zult gy alle desgelyks vergaan. Lucas XXL vers 34-36, En wagt u zelven , dat uwe herten niet f eeniger tyd bezvjaart voorden met brajjerye en dronkenfchap , en forgvuldigheden deezes le- vens^ en dat u die dag niet onvoorziens ^over'] en koome. Want gelyk een prik zal hy koonien over alle de geenen die op den ganfen aardbodem gezeeten zyn. Waakt dan tot aller tyd., biddende dat gy moogt waardig geagt worden te ontvlieden alle deeze dingen die gefchieden zullen^ en te {laan voor den Zoon des menfchen. B 3 D* Ad HetOvERVLOEIJlND VI. D' Apotheek, Uwe Olkn zyn goed tot rsuke, uwe Naam is eene Olie die uit ge/lort word: daarom beb- Hn u ds Maagden Lief. Cant: I. v. 3. Op H E R T E. a Op Figuur VI. I J CS Wcerelds Apotheek M groot, Nogtans zo word'er niet gevonden. Een eenig Kruidje voor den dood. Dies word het al van hem verflonden: Maar 't Huys en Hof van 'sHeeren Giinfl Is Ryk voorzien, van fchoone dingen, Bereid door de allerhoogfte Kunfi:, Om zelfs de magt des doods te dwingen. Wie dan een regt beminnaar zy Van lang, ja eindeloos te leeven, Gaa deezen Winkel niet voorby. Daar alles word om niet gegeeven. ó Winkel van Gods heilig Woord , Dat uwe Volheid elk bekoord. B 4 > ft4 Het OVERVLOEIJEND. Jesa: LV. vers i en 2. o alle gy dorflïge^ komt tot de vj at eren en gy die geen Geld hebt ^ komt koopt en h.ete:^ ja komt koopt zonder geld ^ en zonder prys^ wjn en melk. IVaarom weegd gy lieden Geld uit voor '/ eeene^ dat geen brood is? en wjoen arbeid voor t gcene dat niet verzaadlgen kan ? Hoord aan- dagtelyk na my^ en eet et het goede., en laat uwe Ziele in Vettigheid haar verlustigen, Jer: VIIÏ. vers 21 en 22. Ik hen gebroken van weegen de hreuke der dogter mynes volks : ik gaa in het zwart, ont- zettinge heeft my aan gegrecpen. Her geen balzem in Gilead? is geen heel- meefler aldaar? want waarom is de gezond- heid der dogter mynes volks niet gereezen? Matth: VIII. vers 16 en 17. En als het laat geworden was., hebben zy veele van den duyvel bezeeten tot hem gebracht^ ende hy wierp de [ booze ] geeflen uit met den woorde^ en hy genas alle d:e kwalyk gefield waaren. Op dat vervuld zoude worden, dat gefprO' ken was., door Jefauim den Propheet., zeggen- de ^ Hy heeft onze Krankbeeden \_op hem^ge- mm^ny m [^onze^ Ziekten gedragen. H E R T E. fti He BR. XII. vers i2»en 13. Daarom recht vjeeder op de traage handen en de pappe knïén : En maakt rechte paden ^ voor uwe voeten ^ op dat het geene kreupel is niet verdraait ivor^ dsy maar [ dat'\ het veel meer geneezen voorde, Openb. III. vers 15-18. Ik vu eet uwe werken^ dat gy noch koudzyt^ noch heet: och of gy koud waart, ofte heet! Zoo dan, om dat gy laauw zyt, en noch koud, noch heet, ik zal u tut mynen mond fpouwen. JVant gy zegt, ik hen ryk en verrykt ge- vjorden , en heb geens dings gebrek : en gy weet niet, dat gy zyt elendig, en jammerlyk, en arm, en blind, en naakt. Ik raad u dat gy van my koopt Goud be- proefd komende uit het Vuur, op dat gy ryk moogt worden, en witte kleederen, op dat gy moogt bekleed worden, en de fchande uwer naaktheid niet geopenbaard worden: en zalft uwe oogen met oogenzalve , op dat gy zien B5 De ^6 Het OVERVLOEIJEN» o VIL De Byen. Hoe zoef zytf uwe reedenen myn geheenielu geweefï: meer dan honicb mynen monde, PC CXIX. V. 103, H E R r E. »7 Op Figuur VII. \^J elyk hec Bytje uit zyn wooning. Ter hoove gaat om 't Honich zoet. Zoo gaan de zinnen van *t gemoed. Ter hoove van den grooten Koning: Dat fchoone Hemels Paradys, Om 'c Vocdzel van der Zielen Ipys. D, Ps: XIX. vers 10-12 ' C vreeze des HEEREN is rein , heflaan- de tot in Eeuwigheid : de r egt en des HE E HEN zyn waarheid^ i zamen zynfe regtvaardig. Zy zyn begeerlyker dan Goud ja dan veel fynGoud^ en zoeter dan honich en Honich-zeem. Ook word uvj knegt door dezelve klaarlyk vermaant ; in V houden van dien is groot e loon, Prov: XXIV. vers 13 en 14. Eet Honich^ myn Zoon^ want by is goet . en Honich-zeem is zoet voor uw geheemelte. Zoodaanig is de kemiijje der wysheid voor uwe ziele: als gy ze vind^ zoo zal ''er beloo^- pinge weezen: en uwc verw agtinge zal niet afgefnsed&n worden. De ftS Het OvERVLOniJEND VIII. De Harmonie,, T>e HEERE was ^gereed"] om my te ver- ïojfen: daarom zullen wy op myn jnaarenfpel fpeelen^ alle de dassen onzes keven s^ in den buizc des HEEBJLN. Jefa. XXXVIII. v. 20. op H E R T E. 29 Op Figuur VlIL I Jq flauwe fchets van zingen en van Ipcelen, Stukwys betverkt in groove lugt en (lof. Lokt onze lüfl om zalig mee te deelen, In 't hooren van des Heeren Heemels lof; Die volle ftroom, uit zoo veelEng'len Cooren, Voor ons begrip te fchoon om na te fpooreö. D e lof van Davids geefi: gezongen, Is niet verfmoken in zyn tyd. Maar door veel Eeuwen heen gedrongen^ En in veel Landen uitgebreid. I J e Lof der zaaFge Crcatuuren , Zal voor de hoogfte majefccit, In Eeuwigheid oneindig duurenv Terwyl z>ti Goedertierenheid, Haar overgiet als met ccn Regen, Van Balfem der volkomen zegen. He» 30 Het OvERVLOEIJErÏD Het Injïrumem, M jo grove lugt en aardfe Hof, Den geeft verwekt tot Chriftus lof; ó Ziel! hoe zal het gaan na deezen. Daar aller zaaFgcn melody. Van 't Heilig vi^eezen beeld'Iyk zy. Tot lof x-an 't hoogil aanbidlyk weezen. Jubal Gen: IV. vers 21, I ubal \vas de Eerfleling van 't vrolykjubileerei^, •^Dog die hem volgt op 't fpoor, die fpeel en zing den Heere; Of anders zal zyn vreugd en yd'Ie vroolykheid, i)aar in hy zig vermar.kt, vergaan met deezen tydi Maar zo hy heilig is , in werken en beoogen , Zo zal zyn vreugde zig in Eeuwigheid verhoo» gen. Die grondelooze zee, en grooten oceaan. Daar al wat Lictiykis, in 't eerfl: is uit ontftaan, Dat Eeuwig fpcclen van de vaderlyke kragtcn. En Eeuwig kweelen, nooit begreepen van ge- dagten , Daar de Engel na fpecid als een droppel uit de Bron, Die van alle Eeuwigheid opwelde en nooit begon; De H E R T E. 31 De VTCUgde in *t Herte Gods, zyn Zoon en uit- verkooren, Het licht van Eeuwigheid uit Godlyk vuur ge» boeren ; d Jezus menfen zoon, na 't weezen deezer tyd. Dat heilig weezen zelf, zyt gy van Eeuwigheid. Gy hebt de ziel en 't vlees van ons maar aangc- noomen , Op dat de mensheid weer, door u, tot God zou koomen. En ook een meedeftem, in 't heilig fpeelfel waar, In 't Eeuwig duurend' en oneindig Jubel jaar. Laat zinken alle vreugd, ó mens ! om dit te erlangen , Die maar uit de iedelheid in 't aardfe weezen hangen , En nimmer vloeijen, uit een God beminnend hert. Waar door het leeven , in zyn lof ontilooken werd ; Want alle aardfe vreugd , en iedcle vermaaken , Gaan op den regtcn weg , om in de Hel te raa- ken. Ps; J5 Het ÓVERVLOEIJEND Ps: XXXIII. vers i-8. \Jy Rechtveerdigen ^ zinget vrolyk in def^ HEERE , Lof betaamt den opregten. Lovet den HEERE met de Harpei Pfalm finget hem^ met de luit e ^ [<^'0 het tienjnarig infirument. Zinget hem een nieuzv lied, fpelet ii'el met vrolyk gefchal. Want des HE EREN woord is regt, en al zyn werk getrouw. Hy heeft geregtigheid en gerigte Hef; de aarde is vol van de goedertierendheid des HEEREN. Door het Woord des EI E EREN zyn de He- melen gemaakt , en door den Geefi zyns monds al haar heir. Hy vergaderd de wateren der zee^ als cp een hoop , hy fteld de afgronden fchatkameren. Laat de gantfe aarde voor den HEERE vreezen; laat alle inwoonders der weereld vsof hem fchrikken. Ps: XCII- vers 1-9. Een Pfalm, een lied op den Zahhatdag. V Is goed dat men den HEERE loove : en ttwennaame pfalmzlnge, ó AUerhoogfie, Dat men in den Morgenpond uwe goedertie- renheid verkondige: en uwe getrouwigheid in de nagten^ Of H E R T E. 33 Op het tienfnaarig inprument en op ds JLuite : met een voorhedagt Lied op de harpe. Want gy hebt my v-erblyd^ HÈEliE^ met uwe daaden: ik zal juigen over de werken uwer handen. O HEERJE,^ hoe groot zyn uwe werken! zeer diep zyn uwe gedagten. Een onvernuftig man weet daar niet van: nog een dwaas verjlaat dit zelve niet^ Dat de godloozen groeijen als het kruid ^ en (ille werkers der ongeregtigheld bloei jen ^ op datze tot in der Eeuwigheid verdelgd worden. Maar gy zyt de Jller hoogde ^ in Eeuwig- heid de IIEEKE. Ps: cm. vers 20-22. Loofd den HEERE zyne Engelen , gy krag- tige helden^ die zyn woord doet^ gehoorzaa- 7ncnde de flemme zynes woords. Loofd den HEER E alle zyne lieirfchaaren^ gy zyne dienaars die zyn welbehaagen doet. Loofd den HEERE alle zyne werken , aan alle Plaatzcn zyner heerfchappye : Loofd den HEERJL myne ziele. Ps: CIV. vers i. Loofd den HEERE myne ziele: ^ LIEE- RE myn God^ gy zyt zeer groot ^ gy zyt be- kleet met majefteit en heerlykhcid. C Hof, 34 Het O V E R V L o E I J E N 1> IX. Hoe Zoet is Vriendfchap. Het gefchiedde nu als hy geëindigd hadde toi Zaïil te fpreeken^ dat de ziele Jonathans ver- bonden wei'd aan de ziele Da-cids: en Jona- than beminde hem als zyne ziele, i Sam: XVIlI.v. i . Op H E R T E. 35 Op Figuur IX. M 40 Vrienden eens malkaar ontmoeten ^ Heel ver van Huis in een woeftyn, Hoe zouden zy malkander gi'oeten; Hoe heuglyk zou de blydfchap zyn'? Indien zy dan malkaar eens vinden, In 't Zalig land der Eeuwigheid, Die hier malkaar om God bemindenj Hoe word die vreugd genoeg verbreid! Jj^cn fiaaltjc van de maatfchappy. Der hoope op God en 't Eeuwig Leeven, Waar heen m'in Pelgrimagie zy, Kan ons een hoog bedenken geeven. Van de onoploffclylcc band, Der broederlyke t' zaamcn woning, In 't Zalig Hccmcls vaderland, By Jezus Chriftus onzen Koning, C 2 Jo- 36 Hcl o V e. R V l o e I t e n d Spreuk: XVII. vers 17. Jj^^/ü vriend heeft f aller tyd lief, en een tresder word in de henaawxdheid gehooren. En Kapittel XVIII. vers 24. Een man die vrienden heeft, heeft zig vrienden lyk te houden^ ivant daar is een lief hebber die meer aauldeeft dan een broeder. En Kapittel XXVII. vers 9 en 10. 0/y en reiikzvcrk verhlyd het herte: alzoo is de zoetigheid van iemands vriend, van we- gen den raad zyner ziele. Verlaat tnven vriend, noch den vriend uwes vaders niet; en gaat ten huize tswes broeders met op den dag iiwes te gen f poe ds : beter is een gebitur, die naby is, dan een broeder die ver-. re is. Joan: XIIL vers 34 en 35. Een Nietnv Gebod geef ik u, dat gy mal- handeren lief hebt, gelyk ik u lief gehad heb^ !, Vertoond zig 'sweerelds ydelheid, Met zyn vergankelyke dingen; Die, hoe aanzienelyk en hoog, Hoe aangenaam en fchoon in 't oog, Oelyk een V/atérbel vergingen. Yanltas Vanitattim et Omnia Vanitas JLy es Weerelds fwicr en Pompery, Gaat als een fchoone bloem voorby, Onheflendig. VV ^^^ ^s ^^ Cezars Heerlykheid, 2^yn Eer, zyn Roem en al het hooge, Zyn Monarchy, en Majefteit? Gclyk een Arend weggevloogen, C 5 ï)ies ^2 I IcC O V E R V L O E I J E N n Dies zet hec wel bedagt gemoed^ Met rcgt zyn menfclyke zinnen, Op 't Heil van een behendig goed. En om een Eeuw'ge Kroon te winnen. M. V is Overal de PFeereid. en reis de wyde Weereld omme, Gy vind geen land der ziele -ruft. Maar wild gy egter zulks bekommen. Zet in den Hemel Reis uw lufl;. I Ps: XXXVII. vers 35 en 36. k hebbe gezien eenen ge-iveld dryvenden God- loozen; die zig uitbreidde als een groene in- land f e boom. Maar hy ging door ^ en ziet hy vjas''er niet \_meer;~\ en ik zogte bem^ maar by werd fiiet gevonden* Ps: CII. vers 15-18. PFant uwe knegten behben een welgevallen aan haar e [ieenen^ en hebben medelyden met haar gruis. Dm II E R T E. 43 ï)an zullen de Heidenen den naame des ï IE EREN vreezen: en alle Koningen der aarde uwe Heerlykheid. ylls de HEERE Zlon zal opgebouwd heh-^ hen^ in zync heerlykheid zal verfcheenen zyn^ Hem gewend zal hebben tot het gebed des geenen die gants ontbloot is : en niet verfmaad hebben haarlieder gebed. Spreuk: XXIII. vers 5. Zult gY tiwe oogcn laaten vliegen op het geene dat niet en is ? want het zal zig gewis- Jelyk vleugelen ma aken: gelyk een Arend ^ die na den Heemel vliegd. Boek der VVysii: V. vers 8 en 9. JVat heeft ons de hoov aardigheid gevorderd? en wat heeft ons de Rykdoni met het Pogchen 7neede gebragt? Alle die dingen zyn voor hy gegaan gelyk een fchaduwe^ en gelyk een voor by loopende tydinge, I Joan: II. vers 15 En hebt de Weereld niet lief., nog het geene in de IVeereld is : zoo iemand de tVeereld lief beeft ^ de liefde des Vaders is niet in hem. Bê^ 44 Het Overvloei jENp XII. Bekeerd u, Bekeerd u. 'En daar zullen groote Aardbevingen lueezen in verfc heiden plaatfen^ en Hongcrsnooden en 'Peftilentien : i.'aar zullen ook fchrikkelyke din- gen^ en groot e tekenen van den Heemel gefchie- ^^en, Lucas XXI. vers ii. Op H E Pv T E. 45, Op Figuur XII. I y c x^flrale Roede, t'zaam gebonden, Dreigd van den Ho ogen He c mei af, Hec ongehoorzaam Kind der zonden, Hjer met zyne opgeheeve ftraf. Maar, die des Vaders welbchaagen, Van herten en gewilHg doet. Die vreefl: niet voor gedreigde flaagen ,, INlaar is geruft en wel gemoed, J^loe nodig is opregtc boete. Eer dat de ftraf der wraakc flaat. De vafte grond begeevd uw voeten, ó Menfe die zoo zeker flaat. Tot een Spiegel der iveereld. _L/e llrafFe van Gods Toome Raakt, Als zondens maat is volgemaakt. •lu c jaar i63o fchceu Ue wondcrlyke Comeet. 4^ Het OVERVLOEIJEND D Lucas XVII. vers 28-30. esgelyks ook^ gelyk het gefchiedde in de da- gen Lots^ zy aten, zy dronken, zy kogten^ zy verkogten , zy plant eden ,' zy howjoden : Maar op welken dag Lot z-an Sodoma uit- ging, regende het 'viiur en fulpher z-an den Heeniel en verderfze alle. Even 'alzoo zal het zyn, in den dag, op ^joelken de zoone des menjen geopenbaart zal worden. vers 32. Gedenkt aan het ivyf Lots. 2 Petr: II. vers 6-<), En de fieden van Sodonia en Gomorra tot asfche verbrandende met omkeerlnge veroordeeld heeft, en tot een Exempel gezet den geenen die godloozelyk zouden leeven : En den regtvcerd'igen Lot, die vermoeid was van den ontugtigen wandel der grouwe^ lyke menfen [ daar uit ] verlofi heeft. ( JVant deeze Regtveerdige [ man ] wooncn- de onder haar, heeft dag op dag \_zyne~\regt^ veerdige ziele gekweld door V zien en hooren lan [ haar e ] enger egt ige werken. ) Zoo weet de Heere de Godzaligen uit de verzoekinge te verloffen, en de onregtveerdi- gen te bewaaren tot den dag des oordeels om geflraft te worden. Hebr : H E R T E. 47- Hebr: Xir. vers 26 en 27. PViens jlemme doe de aarde beweegde: maar nu heeft hy verkondigd , zeggende , nog een- maal zal ik b e-w e e gen niet alleen de aarde ^ maar ook den Heemel. En dit \_iJuoord'] nog eenmaal^ ivyft aan de veranderinge der bewceglyke dingen^ als welke gemaakt vjaaren^ op dat blyjen zou-* den de dingen die niet beweeglyk zyn. Ezech: XVIII. vers 21-23, Wanneer de godlooze zig bekeerd van alle zyne zonden die hy gedaan heeft ^ en alle my~ ne inzettingen onderhoud^ en doet regt eit geregtigheid : hy zal geiviflyk leeven, hy zal' niet fierven. Alle zyne overtredingen , die hy gedaan heeft ^ zullen hem niet gedagt ivorden : in zyne ge- regtigheid^ die hy gedaan heeft ^ zal hy leeven. Zoude ik etnigzins liifi hebben in den dood des godloozen? [preekt de HEERE lie&re: Is het niet ^ als hy zich bekeerd van zyne vjC" gen^ dat hy leeve? Tot • In 't Jaar 1691 was'er ook in Nederland en te gelyk in an- dere LanduMi een 7,ccr verre uitticrtrekre aardbeving toe sroote verllaagcnheid en verbaasdheid vao alle JMenfeu, vlugtenda Uit de beweegde hui^eu. 48 Het OVERVLOEIJEND XIII. Tot zyner Tyd, En indien Chrijlus in u Heden is^ zoo is wel bet lichaam dood om der zonde iville : viaar de geeft is Leeven om der geregfigbéid wille. Rom: VIII. v. lo. H E R T E. 49 Op Figuur XIII. JL/e hoop zal niet onvrugtbaar zyn. Al moet het kooren Graanqe fterven, En gaan verlooren, in den fchyn. Het leeven bloeid uit zyn verderven: Wy zullen uit de wilde zee. Van deeze Weercld eind'ling landen, In veiligheid van goede ree, Aan 's Heemels gulde leevens ftranden. Door Geloov en Hoop. XXet geen de Huisman wierj^ daar neer. Dat krygt hy mcnigvoudig weer. Joan: XII. vers 24 en 25. v oorwaar ^ voorwaar zegge ik «, indien het Tarwengraan in de aarde met valt en per ft ^ zo blyft het zelve alleen: maar indien het flerft , zo brengt het veel vrugt voort. Die zyn Leeven lief heeft , zal het zelve Verliezen : en die zyn leeven haat in deeze wecreld^ zal het zelve bewaar en tot het eeu- wige leeven» B Rom: 50 Het O V E Pv V L o E I J E N D Rom: VIII. vers ii. En indien de Geeft des geenen die JezuT uit den dooden opgewekt heeft ^ in u woonde zoo zal hy die Cbrlftus uit den dooden opge- wekt heeft ^ ook tnve fterflyke Lighamen teë- vendig maaken , door zjn geeft die in u ivoond. V Is alles ïï'^onder. d v^orfpronk aller wonderheden! Gelyk het vee door 't Gras gaat treeden, Zo gaat de blinde mens ook treen. Door uwe wonder - werken heen: Maar als wy met verklaarder oogen. Uw wond'ren eens aanfchouwen moogen» In 't Koninglyke heemels Hof, Dan fmelten wy in vreugd en Lof. Om een van anderen afgefcheiden.- J[n Eenzaamheid op 't open veld, 1$ 't ftil gemoed met God verzeld. H E R T E. 51 Onheflooten. 6 X jleuglyk uitzigt in het ruime veld en lugc, 't Is Eeuwig ruim daar 't hert na uitziet mee een zugt. u Ps: CXVIII. vers 5. it de henaauwdheid hebbe ik den HEE- RE aangeroepen , de HEERE heeft my ver- hoord^ [ft ellende my'] in de ruimte» I Kor: XV. vers 35-59^ Maar zal iemand zeggen^ Hoe zullen de dooden opgewekt ivordenV En met hoedanig een lighaam zullen zy komen? * Gy dwaas, het geen gy zaait, word nie lee-oendig, V en zy dat het gejlorven zy. En V geene gy zaait, [ daar van ] zaait gy het lighaam niet dat worden zal, maar een bloot graan, na het voorvalt, van tarwe of van eenige der andere [ graanen. ] Maar God geeft het zelve een lighaam, ge- lyk hy wil, en een iegelyk zaad zyn eigen lighaam. Alle vlees is niet het 'zelve vlees : maar een ander is het vlees der menfen , en een ander is het vlees der beeflen, en een ander der viffen , en een ander der vogelen. D 2 Wik! ^^o^*^-^^' 5*^ Het OVERVLOEIJEND XIV. Wild van Natuur* Jezus amvjoordde en zeïde tot hcm^ "joor- waar^ zworzvaar zegge ik f/, V en zy dat ieruant wederom gel oren worde ^ hy kan het koningryke Gods niet zien. Joan : lil. v. 3. op HERT E. 55 Op Figuur XIV. \_J e Spruit van Adams wilden boom , Word in den ftam van Chriflus vroom. Kend u zeken. Wl q\. zulken, die zig zei ven kend, In zyn bevlekking en gebreeken. En zig daar mee ter huipe wend. Om niet in 't kwaad te blyven lleeken. w Je sa: XLV. vers 11. endet ti na my toe^ ijoordet behouden^ leglay Einden der aarde : want ik ben God en niemand meer. Joan: XV. vers 4. en 5. Blyvet in my en ik in ?/, gelykerwys de ranke geen vrugt kan draagen van haar zehen^ zoo zy niet in den wynjlok blyft: al- zoo ook gy niet ^ zoo gy in my niet blyvet. Ik ben de wynflok en gy de ranken: die in my blyft^ en ik in hem^ die draagt veel vrugt: want zonder 'my kond gy niets doen^ D 3 Eph 5^4 ^^^^ OVERVLOEIJEND Eph: IV. vers 22- 24. [ Te iveeten ] dai gy zoud afleggen , aan^ gaande de voorlge ix)anderinge , den ouden mens ^ die verdorven 'jjord door de begeerlyk- beid der verkidinge : En dat gy zoud vemietrjjd worden in den geefl uwes gemoeds. En den nieuwen mens aandoen , die na God gefchapen is, in waare regtveerdigheid en heiligheid. Jacob: I. vers 21. Daarom afgdegt hebbende alle vuiligheid en overvloed van Boosheid^ ontvangt met zagtr moedigheid het woord dat in [w] geplant word, het welk inve zielen kan zaligmaaken. D Natuur en Genade e Moeder bragc het Kind wel voort op deezer aarde. Maar die 't gefchaapen heeft, is nader dan die 't baarde, En ook getrouwer tot zyn Eeuwig duurend wel. Pen oude fpoord fomtyds de wegen na de Hel, En H E R T E. 55 En ftigt een afgod van een weereldlyk verry- ken. Om van den waaren God door zonden af te wyken. Hier is de Heilige en van God gebooden haat. Wanneer het Kind om God zyn ouderen ver- laat. Matth: XIX. vers 29. 7 mL^oo wie zal verlaat en hebben huizen^ of broeders , of ztifters , of vader of moeder , of ijoyf of kinderen , of akkers , om myiis naams wille ^ \_die~\ zal honderdvoud ontvangen^ en bet eeuwige leeven beërven. Lucas XIV. vers "5. Indien iemand tot my komt^ en niet haat zynen vader en moeder^ en wyfen kinderen^ en broeders en ziifters^ ja ook zelfs zyn eigen leeven^ die kan myn difcipel niet zyn. Rom: XI. vers 16- 18. Indien de eerflelingen heilig zyn , zoo is ook het deeg [ heilig: ] en indien de wortel heilig Is, zoo zyn ook de takken [heilig.'] En zoo eenige der takken afgebroken zyn, en gy een wilde olyfboom in derzelver [plaat fe ] zyt ingeentet, en des wortels en der vettigheid 4es olyf booms mede deelagtig zyt geworden , Zoo roem niet tegen de takken. D 4 Komt 56 Het OVERVLOEIJEND XV. Komt in, Komt in. Ik hen de Deure: indien iemant door my in gaat y die zal behouden worden y Joan: X. y. 9. op H E R T E. 57 Op Figuur XV. J[_ J[oe lieflyk is het lieve vuur. Wanneer men komt uic koud en guur? Hoe zouden v^7 niet Wyfiyk leercn, Van al het ongemak en kwaad. Dat is en nog te koomen flaat. Tot Gods Genade, in te keeren. V Is Noodzaakelyk. \y/ ilde ik myn Turf en Hout bewaaren. Het zoude my geen warmte baaren. ó Mens hoe z^^i gy zoo verblind! En zoo verkeerd in uw verkiezen. Dat gy geen wcereld wild verliezen. En in haar plaats den Heemel wind. Op dat het bereid zy. V y erwagt men maar een Eerlyk man, f/len veegd het Huis met Bees'men an: D 5 6 Mem 58 Het OVERVLOEIJEND ó Mens waar zyn zog uw gcdagcen, ■D^^ gy> geruft in vlees en bloed, Met een beftoft en vuil gemoed. Zoo grooten Koning durft verwagten. Ps: XVIII. vers 27. B 'y den Kernen houd gy u Rein^ maar by den verkeerden bewyfl ^ neen ijoorjlelaar. Ps: XXIV. vers 3-5. Wie zal klimmen op den berg des HEEREN? en wie zal fl aan in de plaat fe zyner Heilig-' beid? Die rein van handen^ en zuiver van her" te iSy die zyn e ziele niet opheft tot ydelheidy en die niet bedriegelyk zweert. Die zal den zegen ontvangen van den HEERE , en geregtigheid van den God zyns beils. Matth: V. vers 8. Zalig zyn de reinen van herten : want zy zullen God zien. Lucas XIII. vers 24. Stryd om in te gaan door de enge poort e : want H E R T E. 59 want veelen (zeg ik u ) zullen zoeken in it gaan , en zullen niet konnen : Joan: VI. vers 37. ^/ wat my de Vader geeft zal tot my komen : en die tot my komt zal ik geenzins uitwerpen. Hebr: X. vers 22. Zoo laat ons toegaan met een waaragtig herte^ in volle verzeker dheid des geloof s^ on- ze herten gerelnigt zynde van de kwaade Confcientie^ en het Lighaam gewafchen zyn- de met rein water: Openb: XIX. vers 6-8. En ik hoorde als een fteni eener greote fchaare^ en als een [iem veeier wateren^ en als een jlem van flerke donderflagen , zeggen^ 4e ^ Halleluja: want de Heer e de almachti' ge God heeft als Koning geheerfcht. Laat ons hlyde zyn^ en vreugd bedryveUy en hem de heerlykheld geeven : want de brui- loft des lams is gekomen, en zyn wyf heeft baar zelve bereid. En haar is ge geeven, dat zy bekleed wor- de met rein en blinkend fyn lynwaad: want dit fyn lynwaad zyn de regtvaardigmaakiri" gen der heiligen, Nie5 6o Het OVERVLOEIJENU XVI. Niet als de Dieren. En de HEERE God hadde den mens ge- formeerd uit het flof der aarde , en in zyne neusgaten geblazen den Adem des Leevens; alzoo werd de mensy tot eene lecvcndige ziele. Gen: II. v. 7. Oj» H E R T E. 6i . Op Figuur XVI. Zyt gy van hooger graad. Betoond het met'er daad. 6 IVl ens weeft dankbaar en verblyd. Dat gy geen dierlyk fchepfel zyt; Als met een Eeuw'ge ziel bezeeten: Maar, 'legt uw ziel aan vroomheids band. Dat gy niet van des fcheppers hand, In Eeuwig onheil word verfmeeten. E Gen: I. vers 25 en 26. n God maakte het wild gedierte der aar^ de , na zynen aart , en het z'ee na zynen aart^ en al het kruipende gedierte des aardbodems fia zynen aart , en God zag dat het goed v:as. En God zeiden laat ons men [en maaken^ fia onzen heelde^ na onze gelykenijje^ en dat zy heerfchappye hebben over de viffen der zee^ en over het gevogelte des Heemels , en over het vee^ en over de geheele aarde , en over al het kruipende gedierte^ dat op der aarde kruipt. Het 6% HeC OVÜRVLOEIJEN© XVII. Het Schaap- Ik hen de goede Herder. Joan; X. v. ii. op H E R T E. 63 Op Figuur XVII. _L/e Herder die zyn fchaapjes weid, In grazige en bekruide weiden. En aan de waterbeeken leid. Op datze vreedig needer leiden; Wyft op den liefFelyken ftand Van 't vreedzaam Paradyfe leeven; Daar \ fchaapje onder Chriflus hand. Volmaakt in zoetigheid zal leeven; Het fchaapje dat hy heeft gekogt. Doof 't Heilig bloed van zyne wonden , En zelv genaadig heeft gezogt. Tot zyne lievde 't had gevonden. Die zal de vafte Rotfteen zyn. Met opening van beeter vloeden. Dan Oly, Honing, melk en wyn, Ea alle onnoemelyke goeden^ ^4 Het OVERVLOEIJEND Gelyk een fchaapje duikt in 't gras. En vind zyn Tafel om zig hcene. Van 't aangenaame gras gewas. Van 't befte en van bet ongemcene; Zoo zal de ziel in weelde zyn. En rontom heen met heil omgeeven, In Jezus zoeten zonnefchyn, Het Eeuwig ligt van 't zalig leeven. ó Goede Herder help ons voort, Hier op de heide van dit leeven ; Dat elk van ons, tot u behoord. Als wy daar over zyn gedreeven. D Ps: XXIII. vers 1-3. e Heer e is myn Herder^ my zal niets onthreehn. tly doet my nederleggen in grazige iveider?, Hy voerd my zagtkem aan zeer fiille 'wate- ren. H E R T E. 65 Hy verkwih myjte ziele. Hy leid my in '/ fpoor der geregtigbeid, om zyns Naams wille, Ps: CXIX. vers 175. Ik hebhe gedwaald als een verkoren fchaap : zoek uwen knegt^ want uwe geboden hebhe ik niet 'cergeeten. Jesa: XL. 10 en 11. Ziet de Heere HEERE zal komen tegen den perken^ en zyn arm zal heerfchen: ziet zyn loon is hy hem , en zyn arbeidsloon is voor zyn aangezigte. Hy zal zyne kudde weiden gelyk een Her^ der: hy zal de lammerkens in zyne armen vergaderen .^ en in zynen fchoot draagen : de zoogende zal hy zagtkejis leiden. Joan: I. vers 29. Des anderen daags zag Joannes .Jezus tot hem komende .> en zeide ^ ziet bet Lam Gods, dat de zonde der IVeereld weg neemd. Hebr: XIII. vers ^o. De God nu des vredes , die den grooten Her- der der fchaapen door het bloed des eeuwigen Tefïaments uit den dood en beeft wedergebragt^ [ namelyk ] onzen Heere Jezus Chriflus. E De 66 Het OVERVLOEIJEND XVllI. De Schuic, Laat ons dan ireezen^ dat niet f een'iger tydy de belofte van in zyn Rufle integaan nage- laten zynde^ iemand van u fchyne agterge- kkeven te zyn, Hebr: IV. vers i. op H E R T E. 67 Op Figuur XVIII. I J Q, mens moet Roeijen ende Boomen, Om met de Schuyt van zyn gemoed, Den ftroom der Weereld op te komen, Die heni ontmoet in vlees en bloed ; Zo hy den Boom of Riem liet ruflcn. Waar dreef ly heen, door vloed der luflenl Spreuk: XV. vers 24. D e weg des Le evens h den verpatidigen fia hoven; op dat by ajvcyke van de helle heneden. Lucas: XXI. vers 34-36. En ijcagt n zeken ^ dct iiiie herten niet te eeniger f^d hez'Jjaard v:crde wet IraJJcreye en dror.kcnjehap en zorgiuldighedtn deezes k evens; en dat u die dag niet onvoorziens \cver'\ kome. Want geiyii een f rik zal hy komen ever' alle de gtenen die ep den ganijchcn aardledcm gezeten zyn. Waakt dan let aller tyd^ hl d den de dat gy ruoogt waardig geagt worden te ontvlieden alle deeze dingen die fiejchieden zullen, en ie f aan voor den Zoon e des menfen. E 2 De 68 Het O \r,E R V L o E I J E N © XIX. De Boom aan 't Water. De Vrugt des Regtvcerdfp:en is een Boori des Leevens* Spreuk ;"XI. vers 30. op H E R T E. 69 Op Figuur XIX. _L/e Vroome zal oneindig leeven. En Eeuwig groen en jeugdig Z}'n; En altoos goede vrugten geevcn, Uit water en uit zonnefchyn. Dat water aller wat'ren moeder, Die zonnefchyn van alle Licht, De oorlpronkelyke bron en voeder. Daar al het goed word door verrigt. Verheug u dan, ó Lieve vroomen. En trek uw leevend voedfel aan; Gy zyt die aangenaame boomen. Die aan de water beeken (laan. De hitte zal u niet verdroogen, De koude zal u niet verdoen. Uw fchoone kroon zal zig verhoogen, En blyven zonder afgaan groen. E 3 Wie 7© Het OvEPv-VLOEIJEND Wie wil nog blyven in woedynen. Op harde Rotzen in het zand? Daar 'sleevens laav'nis zal vcrdwynen, En fcbuiven \ Boompje aan een kant; Tot dat de kerf-byl liem zal vinden. Als een onwaard en vrugtloos hout, En Wortel Stam en Tak vcrflindcn. Daar 'c hclfe Ryk mee word geboud. ó Boom! van 't groote mens'lyk leevcn, U word die fchoone keur gegccven. De Boom. D en Ekelaar , die met zyn kruin ren Hee- mcl vaard, Slaat zync wortels vaft, en fchiet ze diep in de aard; Zo (laat hy Eeuw op Eeuw, en weet van geen vcrfwakken, Al woed de (lorm , al fchiet de donder op zyn takken. H E R T E. 71 ■Zo moet, indien gy voor het onwccï wild be° Haan , Myn woord zyn wortels diep en valt in 'c herte Haan. Je rem: XVII. vers 7 en 8. 'VJT^^^^^^^^ is de man^ die op den HEERE vertrouzvd: en wiens vertrowucen de HEERE is. Want hy zal zyn als een hoorn ^ die aan het water geplant is, en zyne wortelen uit- fchiet aan eene rivier e: en gevoeld het niet wanneer'' er eene hitte komt, en zyn loofhlyft groen: en in een jaar van droogte zorgt hy niet, en houd niet op van vrugt te draagen, Lucas VI. vers 43-45. Het is geen goede hoorn , die kwaade vrugt voorthrengd, noch geen kw-aade hoorn , die goe- de vrugt voorthrengd. ïVant een iegelyk hoorn word uit zyn eigen vrugt gekend. ÏVant men leefdgeen vygen van doornen, noch men fnyd geen druiven van braamen. Be goede mens hrengd het goede voort uit den goeden fchat zyns herten: en de kwaade mens hrengt het kwaade voort uit den kwaa- den fchat zyns herten: want uit den over- vloed des herten [preekt zyn mond. E 4 De 72 Het OVERVLOEIJEND XX. De Kalk. Want ook in dezen zugten 117, verlangen- de met onze "jjoonjleede ,die uit den Heemel is^ overkleed te worden. Zo wy ook bekleed en niet naakt zullen be- vonden worden. 2 Cor: V. vers 2 en 3. Op HERT E. _ 73 Op Figuur XX. \^_y p dat de Couwkunfl: kryg' haar fland, Zo word de fchulp tot ftof verbrand ; Hoe bezig is het mens'lyk leevcn ! Waar blyft de kalk die dienen zouw. Tot hegting van het gToot gebouw. Dat ons na deezen moed omgeeven. o Deut: V. vers 29. ch dat zy zulk een hertc hadden om my te vreezen^ en alle myne geboden f allen dagen te onderhouden : op dat het haar en haa- ren kinderen ivel ginge in Eewwigheid ! Mat TH : VII. vers 24 en 25. Een iegelyk die deeze myne "scoorden hoord en dezelve doet^ die zal ik vergelyken hy een voorzigtig man , die zyn huis op een fleenrotze gehouvjd heeft. En daar is fagregen neder gevallen^ en de waterftroonien zyn gekomen^ en de ivinden heb- ben geixiaaid^ en zyn tegen het zehe huis aangevallen^ en het is niet gevallen , "joant het was op de fleenrotze gegrond E 5 De 74 Het ÓVERVLOEIJEND XXI. De Mallen -IIcKcrs. Als de Godlooze menfe flerft vergaat zyne verzvagt'mge: zelfs is de allerjlerkfle boope 'vergaan. Spreuk: XI. vers 7 H E R T È. 75 Op Figuur XXI. JL^us word de vallc grond gczogt. Zoo diep verborgen voor onze oogen; ^laar de arme mens zoo onbedogt, Als met een Toover-gcefl: bedrogen. Zet z}'n gebouw van Eeuwig flaan , Op lofTcn grond van yd'len waan. SfTvEUk: XVI. vers 25. ■I J nm- is een iveg die iemand r egt fcbynd: maar het laatpe van dien zyn wegen des doods. Jesa : XXIX. vers 13 en 14. IFant de Heer heeft gezeid: daarom dat dit volk [tot my'] naderd met zynen monde en zy my met haar lippen eer en ^ dog haar her' te verre van my doen : en haare vreczc , \_daar mede zy'] my [vreezen] menfen gehooden zyn die haar geleerd zyn: Daarom , ziet ik zal voorts wonderlyk met dit volk handelen ^wonderlyk en voonderbaarlyk: watij: de ijoysbeid zyner wyzen zal vergaan en het ver'fland zyner verjlandlgen zal zig verbergen. De 76 Ket OVERVLOEIJENÜ XXIL De Stempel Niet een iegelyk die tot wy zegt Heere! Heere! zal ingaan in het Koningryk der bee- melen, maar die daar doet den wille myns Vaders die in de beemelen is. MatthrVU. v.21. Op H E R T E. 77 Op Figuur XX il. \_J e ftempel Gods , die Jezus hiet , Word op het Hen - metaal geflaagcn. Op dat de ziel dat opfchrift draage. Van zulk een Heer die 't al gebied. Maar wie dit beeld op fchyn goed ftcldc, Maakt valfe munt die niet zal gelden. ^.^ Hoogl: VIII. vers 6. ^-^et my als een zegel op wjj hert e , als een zegel op uwen arm: want de liefde is fierk^ als de dood: de yver is hard als het graf: ha are kolen zyn vierige kolen., vlammen des HERREN. Openb: III. vers 12. Die overwind ik zal hem maaken tot een pilaar in den tempel myns Gods., en hy zaL niet meer daar uit gaan : en ik zal op hem fchryaen den naam wyns Gods^ en den naam der fiad myns Gods., [ namelyk ] des nieuwen Jerttfalems ^ die uit den heemel van myv.en God afdaalt^ en [ ook ] myn nieuwen naam. Het 78 Het OVERVLOEIJEND XXIII. He: Kleed. Dos vjerdcn haar heider oogen geopend^ en zy 'werdefi gewaar dat zy naakt waren; en zy hegten vygebooni bladeren te zamcn en maakten zig fcborten Gen: III. v. 7. Op H E R T E. 7^ Op Figuur XXIII. JL/e mens, van 't God'Jyk kleed ontfierd. Moet zig een fchand'Iyk dekzel leenen. Van 't veld gevi^as, en 't ruig gediert; Nog wil hy daar wat groots mee meenen; Maar die bet van naby beziet, Vind in dit kleed den Engel niet. D Jesa: LXIV. vers 6. og wy alle zyn als een onreine^ en al- ^ Ie onze 'geregtigheden zyn als een -ujegwer' pelyk kleed. 1 Petri: III. vers 3 en 4. Welker vercierzel zy^ niet het geene uit' ierlyk is , [ hejlaande ] in 't vlegten des hairsy en omhangen van Goud ^ of van Kleederen aan te trekken. Maar de verborgen mens des henen ^ in bet onverderfelyk [vercierzel'] eens zagt moedigen en /lillen gcejles , die kofielyk is voor God- De 80 Het OVERVLOEIJEND XXIV. De Noordpool. Ik neeme heden tegem u lieden tot getuigen den Heemel en de aarde ; het keven en den dood hehhe ik te voor gefield^ den zeegen en den vloek; kieft dan het Ie even op dat gy leevet, gy en uw zaad. Deut: XXX. vers 19. Op H E R T E. .81 Op Figuur XXIV. ó X^ oordpool! dorre noordpool, koud. Daar zig het hard en fwart onthoud; Wie wil u tot zyn deel verkiezen. Voor 't Zuiden, daar de zon het zoet. Van alle Lief'lykheid begroet, Geen vrugtb're vogten doet bevriezen? Schoon gy \ kompas wel naar u trekt. Ons wille zig naar 't Zuiden ftrekt. Op malfe en welgcbondenc aarde. Die nog vertoond een klein bewys, Van 't nu verborgen Paradys, Dat voor den val zig openbaarde. Als in den fpiegel deezcr t}'d , Zoo is de groote Eeuwigheid, Gelyk een wezen van twee deelen; . Daar 't een gekeerd ligt naar de zon, F Van 82 Het OVERVLOEIJEND Van 'n God'lyk licht dat nooit begon. Om zalig op dien grond te fpcclen. Gelulddg deel zoo fchoon gekeerd, Hoe moet uv/ wcercld zyn vereerd, ■ Door zulk een dageraat ontfiooten; Die alle wond'ren op doet gaan. En Heerlyk voor de oogen ftaan. Van Melk en Honing overgooten. En 't ander fteenig fchraal en rouw, Onvrugtbaar, doodig, wreed van kouw. Na 't Eeuwig donker van Gods tooren; ó Mens, die tuffen beide (laat. Dit onderfcheid diend wys beraad. Wat tot uw woonplaats word verkooren» N iet Even veel , van welk een deel , Regts is 't klaar, Lings is 't naar. Lu- D H E R T E. 83 Lucas XI. vers 34-3<5. c kaarfe des llghaams is de ooge. Wan- neer dan wvoe ooge eenvoudig is , zoo is ook tiw geheele lighaam "jerlicht: maar zoo zy hoos is^ zoo is ook wjj \_ geheel'] lighaam diiijïer. Ziet dan toe , dat niet bet licht , het welk in u is ^ dui/hrnis zy. Indien dan tizv lighaam geheel verligt is, niet hebbende eenig deel dat dtiijler is, zoo zal het geheel verlicht zyn, gelyk inanneer de kaarfe met het fchynzel u verlicht, Joan: V. vers 28 en 29. De uure komt, in vjelke allen die in de graven zyn, zyne fleni zullen hoor en. En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben , tot de opjianding des leevens : en die het kijoaade gedaan hebben tot de opflandin^' der verdoemenijje. Eph: V vers 8. Gy waart eertyds duiflernis, maar nu zyt gy licht in den Heer e : wandelt als kinderen des lichts. Col os. I. vers 12. Dankende den Vader , die ons bekwaam ge- maakt heeft , om deel {te hebben'] in de erve der heiligen in het licht. V 2 Op 84 Het OVERVLOEIJENF XXV. op 't Zien van een Schip. Hy zeide tot haar: zyt ivel gemoed ik be.i V, en vreeft u rdet. En Hy klam tot haar in V fchip en de HiJind fiUdc. Mare: Vi. v. 50 en 51. FI E R T E. • . Op Figuur XXV. J_^/ c goede Jezus voer wel eer, ïn 'c Ichip van Petrus over 't Meer; Och dat hy nu noch met ons vaare! In \ kranke fchip van vlees en bloed, Pat over zoo veel Baarcn moet. Op dat hy ons voor 'n kwaad bewaare. Ps: LXVIÏI. vers 23. D e He er e heeft gezegd: ik zal ivcder brengen uit Ba fan -^ ik zal ivcderhrengen uit de diepten der 'Zee. Ps: LXIX. vers 15 en 16. Ruk my uit den flyk^ en laat my niet z^erzinken; laat my gered "jjorden van myne haaters en uit de diepten der wateren. Laat my de TVatervloeden niet overflroomen^ Qii laat de diepte my niet verfinden. Matth: XX VIII. vers !2o. En ziet ik ben met u lieden alle de dagen m de voleindinge der weereld. F 3 De S5 Het OvERVLor. ijENr> XXVI. De Koning. Uwe oogen zulten den Koning zien in zyne fchoonhdd, Jefa: XXXIII v. ir. op II E R T E. Op Figuur XXVI. j7j[ct Volk verblyd zig in dien dag. Als 't zyncn vorll aanfchouwen mag, Die 't veekyts drukc en houd bekidcn; Wat zal haar dan een vreugd gcfchien. Die Jezus Ciiriuus zullen zien. Een Koning van zo veel genade. H Jesa: lil vers 7. oe Ueffeïyk zyn np de hergen de "coeten des genen ^ die het goede' hoodfcbnpt^ die den vreede doet hoor en , des genen die goede hood- fchap ^brengt 'van het goede ^ die heil doed hoor en \ des geencn die tot Zion zegt: wjj God is Koning. *ö* Openb: XV. vers 3. En zy zongen het gezang Mofls des dienft- knegis Gods , en het gezang des Lams , zeggende: groot en ivonderlyk zyn ttive "jcerken^ Heere^ gy Almagtige God: Re gtv aardig en JVaar- agtig zyn uwe wegen gy Koning der lici- ligeiu F 4 De 88 Het OVERVLOEIJEND XXVII. De Regeerden ^..^mtt- En zyt niet vele meeffers^ myne broeders j weetende dat wy f e meerder oordeel zulLn onh vangen. Jacob: III. v. i. op H E R T E. 89 Op Figuur XXVII. \_J\^ 't grooce huis bellieren zal, En met eens vaders voorbeeld leeren, Wat fvvaarte torU die fchoudcr al? Nog is de zugt zo tot Regeercn, En elk heefc met zya zelf bcüag. Zo veel te (lellen als hy mag. Gal: VI vers 4 en 5. M aar een iegelyk heproeve zyns zelfs werk, en ah dan zal hy aan hem zelven alleen roem hebben^ en niet aan een ander, IVant een iegelyk zal zyn eigen pak dr ach I Tim: I. vers 7. Willende Leeraars der 'vcet zyn, met ver- fiaande nog ijcat zy zeggen nog wat zy hc" vejiigen. En Kapittel III. vers 4 en 5. Die zyn eigen huis zvel regeer d: fVant zoo iemand zyn eigen huis niet weet te regeer en, hoe zal hy voor de Gemeente Cods zorfre draagen? F 5 Da po HCC OVERVLOEIJLND XXVIII. Dc Jotigclingfchap, Myn zoom geef my u-w hert e: en faat uwe êogejj myne voegen bewaaren. Spreuk : XXIII. vers só. Op HERT E. pi Op Figuur XXVIII. 0 I onge Jeugd, Bloem, dicaiw loop, Door dcczc Weereld zult beginnen. Met nodige oef'ning uwer zinnen, Zet op de deugd uw grootftc hoop. Hoe 't gaat of niet met al de refl, Godvrugtigheid is 't allerbed. 1 Jq Mens heeft zig iets voorgenoomen , Om door de weereld heen te koomen; Maar 't zy of groot of klein beflag, Leerd hy niet onder zj'ne zaaken, Hoe zj'ne ziel by God zal raaken, 't Is zoo Ellendiir als het mac;. D ie door de Weereld heen zal gaan, En Godes wond'ren komt t' aanfchouwen. Leg zyne Reis zo w^^flyk aan. Dat hy zyn ziele mag behouwen. Dac 9S Het OVERVLOEIJEND Dat wens ik elk toe h^ill op reis. Van hier in 't zali.:r Paradvs. "i3 Ps: CXIX. vers 9. VV aar mede zal de Jnngeling zyn paï zuiver houden? als hy dat houd na uw Vjjord. • Pred! XL vers 9 en 10. Ferhlyd u^ o jongeling^ in uive jeugd en laat ifw herte u vermaaken in de dagen //- iner jongelingfcbap , en ivandeld in de ivegcn nwes herten^ en in de aanjcbouiving wjscr oogen : maar 'voeet^ dat God om alle deeze dingen u zal doen komen voor V gerigle. Zoo doet dan de toornigheid loyken van iiw herte ^ en doet het kwaade iveg van tnven vlecfe , wajJ de jeugd en de jongheid is ydd- held. En Kapittel XII. vers i. En gedenkt aan uwen fchepper in de da- gen uwer jongelingfcbap ^ eer dat de kwaade dagen komen , en de ja aren naderen , van de welke gy zeggen zult; ik hebbe geen luft in dezelve, KlaaGm» H E R T E. 93 Klaagl: III. vers 27. V Is grsed voor cenen man , dat hy het jok in zyne jeugd draagd, I Kor: XIV. vers no. Broeders^ zvord geen hinde reu in V ver- pand: maar zyt kinderen in de boosheid^ en word in V verftand vjohvajicn. 2 Tim o T 11: II. v:rs 22. Vlied de hegeerlykheden der jongheid: en jaagt na regtvaardigheid^ geloof ^ liefde^ vre' de met de genen die den Heer aanroepen uit een rein hertc. En Kapittel III. vers 14 en 15. Blyft in het gene gy geleerd hcht^ en [ daar van ] n -oerzekering gedaan is , "jueetende van ixjien gy het geleerd hebt: En dat gy van kinds af de heilige fchrif- ten geweeten heht^ die u ijoys komen maaken tot zaligheid door het geloofd het 'welk in Chrijïus Jejits is. Dï <)4 Het OVERVLOEIJEND XXIX. De Koopman. Ik raade u dat gy van 7ny koopt goud be- proefd komende 'uit bet vuur , op dat gy ryk moogt "JU orden. Openb: III. v. i8. op H E R T E. 9^ Op Figuur XXIX. I j Q. wyzc koopman zo'zt een fchat. Die onder 'c liegt godvrugtig leevcn. Als in een fchiilp verborgen zat. Om al het Zyn' daar voor te gecven; Dat is 't kleinood daar hy na bied. Dat God, en Eeuwig leeven hiet. Ziet op V Edele. JL^e Paarel die de ziel vergaard. Is meer dan al de weereld v/aard. Matt: XIII. vers 45 en 46. w cderor.i is het Koningryk der hecv.ekn , gelyk een koopman die fchoone paarlen zoek:. Dewelke hebbende een pacrle "jan gr c etc ivaarde gevonden ging heene en z^erkogt ai ivat hy hadde en kogt dezelve. Lucas XII. vers 34. ïVam waar uw febat is, aldaar zal cok ttw herta zyn. De ^5 Het OVERVLOEIJEND XXX. De Diamant. t)e IV et uw CS mnnds is im heter ^ dan duU zenda» -oan goud of zilver, Pf : CXIX. v. 72, o? H E R T E. p;r Op Figuur XXX. \^_J'y fchoonfte kind'ren van Natuur, Dauw- dropjes van het Eeuwig daagen, Al fchat het Konings Hof u duur, Wy fchcppen waardiger behaagen, In de Occüan der Eeuwigheid,' Waar uit gy maar een dropje zyt. Ps: XIX. vers lo en ii. D e vreeze des HE EREN is rein., beftaande tot in Eeinvighdd : de r egt en des HEEKEN z^n waarheid., te zaamen zyn ze regtv aardig. ; Zy zyn begc^erlyker. dan goiid^ ja dan veel fyn goud; en zoeter dan honig en honig- zeem. Spreuk: VIII. vers ii. PFdiJt wysbeid is beter dan Robynen; en al wat uien hegeeren mag is met haar niet te vergelyken, Hoogl: VIII. v^ers 7. Al gave iemand al het goed van zyn huis mor deeze liefde , men zoude hem t' eenemaal veragten. G Ilec 98 Het OVERVLOEIJEND XXXI. Het Papier, En word deezer vjeereld niet gelykvormig , maar word veranderd^ door de vernieuwingc uw es gemoeds;op dat o-y moogt beproeven welke de goede en wclbchaagende en volmaakte wilU Gods zy, Rom: XU. v. 2. Op H Ê R T E. pp Op Figuur XXXI. Jt~j[ct hert beknibbeld en befchreeven. Vol ydelheid en aardsbeflag, ïs geen Papier daar 't Eeuwig leeven, Zyn heilig woord op fchryven mag; Maar is'er blootheid in 't gemoed. Dan is'er plaats voor 't eeuwig goed. Jesa: XXVIII. vers 8 en 9. w ant alle tafelen zyn vol uitfpouwfels [en 2 dreks : zo dat 'er geen plaatze [fcböon^ is. ïVien zoude Hy [dan] de kennijje keren? en wien zoude Hy het gehoorde te verflaan gee- ^jen? den gefpeenden van de melk? den afgi- trokkenen van de horfien? Jer: IV. vers 14. Wafl uw hert e van boosheid^ o Jerufalem^ op dat gy behouden word: hoe lange zult gy de gedagten uwer ydelheid in bet binnenjic van u laaten vernagten. Ga De I OO Het OVERVLOEIJENW XXXII. De Heemel, Onze wandel is in de heemelen^ waar uit wy ook den Zaligmaker ver^vagtcn. \namelyk'\ den Heere Jezus Cbriftus. Phiüpp : 111. v. 20. op H E R T E. loi Op Figuur XXXII. D e groote heemel is maar klein, By 'c Eeuwig Weezen aller weezen; Wat mag de ziel gelukkig zyn. Ja nooit is haar geluk volpreezen. Die zulk een Heer van hcrte diend. En tot die waarde word verheeven. Van met haar God te zyn bevriend. En Eeuwig nevens Hem te lecven ; Een Konings kind fchecn veel en groot. Maar by dit leeven is 't een dood. I J Q: Eng'len zyn ons niet te hoog. Maar 't fchort ons aan een Heeraels oog. Job XI. vers 7-9. z 'uit gy de onderzoekingen Gods vinden? tuit gy tot de volmaaktheid toe den Almag- tigen vinden? [Zy is als] de hoogten der heemekn^ wat G 3 kunt 102 Het OVERVLOEIJEND kunt gy doen ? dieper dan de helle , ixat kunt gy weeten? . Langer dan de aarde is haare maate^ en hreeder dan de zee. Pred: V. vers i. Weeft niet te fnel met uwen mond., en uw herte haafle niet een woord voort te brengen voor Gods aangezigt: want God is in den heemel^ en gy zyt op de aarde: daarom laat uwe woorden weinig zyn. Matt: XIII. vers 43. Dan zullen de Regtvaardigen blinken^ ge- lyk de zonne^ in het koningryk baars vaders, 1 Kor: XV. vers 49. En gelyk zvy het beeld des aardfen gedra- gen hebben., \_alzo^ zullen wy ook het beeld des heemelfen dragen. 2 Kor: V. vci-s i en 1. Wy weet en., dat., zoo ons aardfe buis dee- zes tabernakels gebrooken word., wy een ge- houw van God hebben., een huis niet met handen gemaakt., [maar'] eeuwig in de hee- melen. Want HERT E. 103 PFant ook in deezen zuchten wy^ verlan- gende met onze woonflede^ die uit den heemel is, overkleed te worden. I Tess: IV. vers 17. Daar na wy^ die leevendig overgehleeven zyn^ zullen te zamen met haar opgenomen worden in de wolken^ den Heer e te gemoete in de lugt: en alzo zullen wy altyd met den Heere wezen, I Joan: III. vers 2. Geliefde nu zyn wy kinderen Gods , en het is noch niet geopenbaard wat wy zyn zullen^ maar wy weten dat als \_hy'\ zal geopen- baard zyn^ wy Hem zullen gelyk wezen: want wy zullen Hem zien gelyk Hy is, Openb: XXII. vers 4. En zullen zyn aangezigte zien^ en zyn Naam zal op haare voorhoofden zyn. G 4 De 104 W^^ OVERVLOEIJEND XXXIII. De Maan en 'c Gellemte, ^Is ik uixen Heenieï aanzie^ het "joerk u- Vier vingeren^ de Maan en de jlerren, die gy bereid hebt. Pf: VIII. vers 4. op H E R T E. 105 Op Figuur XXXIII. \_j2it iemand op den kloot der maan. Met zyne voeten konde (laan, Wat fchcen hy ver en hoog vcrhccvcn? Zoo Ihat de koninglyke deugd, . Verheevcn tot des Heemels vreugd. Op de aardfe maan van 's weerelds Iceven. Be Sterren. V an zoo veel duizenden, is elk zoo groot als de aard. En zoo veel duizend myl is elk nog afge- fcheidcn ,* Wat is haar wooning dan een fchrikkelyk ge- vaart ! Geens mcnfen denking kan die grootheid ommevveiden. Hoe groot is God! die al die grootheid in zig fluit? En duizend maal zoo groot bepaald word nog gelluic. G 5 Job I06 Het OVERVLOEIJEND Job XXXVIII. vers 33. w eet gy de ordinantien des heemels ^ ofte kunt gy de heerfchappy des zehen op de aarde hejiellen. Ps: CIV. vers 19. Hy heeft de maane gemaakt tot de gezette tyden: de zonne weet haareh ondergang. Ps: CXXXVI. vers 8 en 9. De zonne tot heerfchappy in den dag : want zyne goedertierenheid is in der eeuwig- heid. De maane en de fierren tot heerfchappy in den nagt: want zyne goedertierenheid is in der eeuwigheid. Ps: CXLVIII. vers 3-5. Looft Hem zonne en maane •• looft Hem alle gy lichtende fierren. Looft Hem gy heemelen der heemelen: en gy wateren die hoven de heemelen zyt. Dat ze den naam des HE E REN loove : want als Hy V beval zo wierden zy gefchaapen. Jesa: XL. vers 11. Hy is bet die daar zit hoven den kloot der aar- H E R T E. 107 (tarde^ en derzelper inwoondcrs zyn als fprink- haanen. Hy is het die de heemelen tdtj'pand als een dunnen doek , en breid ze uit als eene tent e om te bewoonen. En Kapittel LXVI. vers 22 en 23 Gelyk als die nieuwe heemel, en die nieuwe aar de ^ die ik ma aken zal^ voor myn aangezigte zullen Jlaan^ [preekt de HEEKE^ alzoo zal [öö^] ulieder zaad^ en ulieder naam fiaan. En het zal gefchieden^ dat van de eene nieuwe maane tot de andere^ en van den e enen Sabbath tot den anderen , alle vlees komen zal^ om aan te bidden voor myn aangezigt^ zeid de HEERE. 2 Petr: I. vers 19. En wy hebben het propheetifch woord ^ dat zeer vaft is: en gy doet wel, dat gy daar op agt hebt, als op een licht fchynende in eene duiflere plaats, tot dat de dag aanlicht e, en de morgenfier opgaa in uwe herten. Openb: XII. vers i En daar wierd een groot teeken gezien in den heemel : [ namelyk ] een Vrouwe be- kleed met de zonne , en de maane was onder haar e voeten, en op haar hoofd een kroone van tV3aalf flerren. De [o8 Het OVERVLOEIJEND XXXIV. De Nagcrufl. Het heil is des MEEREN, wjo zegen is over uw volk. Sela! Pf; 111. vers (?. op II E R T E. 109 Op Figuur XXXIV. W y (laapen in den naaien nagt. Ontdaan van allerleie zorgen: Maar de AUerhoogfte houd de wagt. Getrouw tot aan den ligten morgen; En hoed ons Iccven voor het kwaad. Dat altyd om ons heene gaat. 't vJ ezelfchap dat u 'snagts ontmoet. Is veeltyds kwaad, maar zelden goed. Ps: XCI. vers 1-4. D ie in de fchullplaatfe des Allerhoogflen is gezeeten^ die zal vernagten in de fchadu- "cve des Almagtigen. Ik zal tot den HËERE zeggen; myne toe- vlugt^ en myn burgt : myn God op welken ik vertrouwe. Want hy zal u redden van den flr'k des Fogelvangers: van de zeer verderflyke pefll- lentie. Hy zal u dekken met zyne vlerken ^ en on- der zyne vleugelen zult gy b^trouvj 'J? : zyne waarheid is een rondajfe en beukelaar. De iio Het Overvloëijend' XXXV. De Blcckcn En haar is gegeeven^ dat zy bekleed '-JL'or^ de met rein en blinkend fyn lynwaad: -want jUt fyn lynwaad zyn de regtvaardigmakingen 'der heiligen, Openb: XIX. v. 8. op HERT E. ni Op Figuur XXXV. Jj yn lynwaat, dat, zoo fchoon gebleikt , 13y zorinéfchyn de fneeuw gelykt, Gy brengt aan ons gemoed te voorcn, De zaal'gen die voor heen gegaan. Met witte kleed'ren aangedaan. Gekomen zyn in 's Heemels Chooren. Jesa: LXI. vers lo. T Jl k hen zeer vrolyk in den HEERE, myne ziele verheugd zich in mynen God, want Hy heeft my bekleed met de kleederen des heils , den mantel der geregtigheid heeft Hy my omge- daan: gelyk een Bruidegom zich met Prics- terlyk peraad ver fier d, en als een Bruid zich verfierd met haar gereedfchap. Openb: VII. vers 14. En Hy zeide tot my, deeze zyn V die uit de groote verdrukking komen; en zy hebben haar e lange kleederen gewaffen, en hebben haare lange kleederen wit gemaakt in het bloed des Lams» De 112 HeC OVERVLOEIJEND XXXVI. De Wagen. WtnteU uwen weg op den HE ER E : en vertrniiv:d op hem , hy zal V luaaken. Pf: XXXVil. V. 5. Op H E R T E. 113 Op Figuur XXXVI. W yl 't rad aan de aarde weinig roerd, Word zwaare lafl: zeer ligt vervoerd; ó! Ziel, in 't kommer (lof gelegen. Gedenk de vriendelyke leer. Van werpt uw zorgen op den Heer: Dat is een wiel op vlakke wegen, Jesa: XXVI. vers 4. V ertrouwd op den HE ERE tot in der ecL'wi-frbeid^ "joant in den HEER£, HERR£ is een eeu-zvige rotsfieen. Philip: IV. vers 6 en 7. IFeefi in geen ding bezorgd: waar laat uwe begeerte in alles door bidden en fmeeken^ met dankzeggiuge bekend worden by God En de -vrede Gods^ die alle ^er flard te hoven gaat^ zal uwe herten en uwe zinnen bewaaren in Chrijhis Jezus, Jezus S ira ch ïI. vers 11 ÏFie heeft op den Heere betrouwd en is bC' febaamd geworden? H Het ï 14 Het OVERVLOEIJEND XXXVlï. Het Bier. Zon iemnn(f iJorfiet^ die home totmyen drin- ke, Joan: Vil. vers 37. Op H E R T E. 115 Op Figuur XXXVII. JjJ et water, daar men ons mee drenkt. Is fchoon, met kragt van brood doormengd. En dient om 's lighaams lufi: te fpoelen: Maar menig draagt in zyne borfl. Nog wel een geeftelyken dorft. Om zig met Jezus Bloed te koelen j Dat water uit Gods Heil - Fontein , Gebrouwen tot een lievde wyn. Ps: XLII. vers 2 en 3. elyk een Hart fchreeuwd na de water- flroomen^ alzoo jchreeuwd m'^ne ziele tot «, o God! Myne ziele dorfl na God, na den levendi- gen God. Jesa: LV. vers i. 6 Alle gy dor/f igen, komt tot de wateren, Joan: VI. vers 55. Myn bloed is waarlyk drank ^ H 2 Sim- Il6 Het OVERVLOEIJEND XXXVIII. Simfon jaagd de VofTen in 'c Koom. En il? ze^ge^ wandetd door den geefï^ eft volbrengd de begeerhkbeid des vkefes niet. Gal: V. V. i6. op H E R T E. 117 Op Figuur XXXVIIÏ. JLJ^eefc Simfons yver zoo des vyands brood genoomen. Om 't onderrlrukkend jok der zelver te eer te ontkomen. Waar mee dat Ifraël uitwendig wierd belafl:, 't Word van den Chriften op der zielen Hand gepaft,- Op dat hy afbreuk doe der booze magt der helle. Die hem geduurig tragt te jaagen en te kwel- len, Mids hem te rooven 't brood daar zyti beftaan in leeft. En dat hem onderhoud en kragt en fterkte geeft. Dat is de Weereld met haar luft en ruft der zonden , Als die, door yver vuur, vernield word en ge- fchonden \ Dan neemt de ziel het Brood den vyand uic den mond, H 3 Waar Ïl8 Het OVERVLOEIJEND Waar door hy anderfincs op vade voeten ftond; Maar als dit voedzel vald, dan moet de dwing* land vallen; Want weelde en wellull zyn des duivels fterke wallen. Rigt: XV. vers 4 en 5. jO^n Simfon ging henen en vong drie hon- derd vojjen: en fjy nam fakkelen^ en keerde flaart aan ft aart ^ en deed eenen fakkel tus- fen twee ftaarten in het midden. En hy [fak de fakkelen aan met vuur , en Uet ze hopen in V fiaande koorn der Fbili- flynen, Rom: XIII. vers 12- 14. Be nagt is voor by gegaan^ en de dag is nahy gekomen^ laat ons dan afleggen de wer- ken der duijlernij/è en aandoen de wapenen des lichts. Laat ons als in den dag eerlyk wandelen; niet in hrafferyen en droJikenCchappen ., niet in flaapkameren en entugtigheden^ niet in gwift en nydigheid. Maar docd aan den Heer e Jezus Chriflus , e» verzorgd het vleet niet m hegeerl^kheden, Eph: H E R T E. 119 Eph: VI. vers 13-18. Daarom neemt aan de geheele 'coapenrus- iinge Gods , op dat gy kunt "joe derft aan in den boozen dag^ en alles verrigt hebbende^ ftaande blyven. Staat dan^ wvoe lendenen omgord hebbende met de zv aar held ^ en aangedaan hebbende ds hor ftw apen der^geregtigheid: En de voeten gefchoeid hebbende met bereid- heid des Euangeliums des vredes. Boven al aangenomen hebbende den fchild des geloof s^ met welken gy alle vuurige pylen des boozen zult konnen uitblujfen. En neemt den helm der zaligheid^ en het zwaard des Geeft es ^ het welk is Gods woord» Met alle biddlnge en fmeekinge^ biddende tot allen tyd in den geeft ^ en tot het zelve waakende met alle geduurlgheid ^ en fmeekinge voor alk de heiligen. I Pktr: II. vers 11. Geliefden^ ik vermaane \_u'] als inwooners en vreemdelingen^ dat gy u onthoud van de vleefelyke begeerlykheden, welke kryg voeren tegen de ziele. En Kapittel V. vers 8. Zyt nugteren en waakt: want uw fegen- party de duivel gaat om als een briefchende Leeuw ^ zoekende wien hy zoude ntogen ver- /linden, H 4 De laO Het OVERVLOEIJEND XXXIX. De Propheeten en Euangelillen. Onderzoekt de fchriften: want gy meend in dezelve bet Eeuwige keven te hehhen: en die zyn V dk van tnv getuigen. Joan: V. vers 35K op HERT E. Op Figuur XXXIX. C Bezus! docl.vic der Prophccten, Door wien de Goddclyke maac Der liefde Gods is vol gemecten, Op dat de Honger wierd verzaad. Joan: lil. vers 29. UI is de Bruid heeft is de Bruidegom , maar de vrind des Bruidegoms ^ die (laat en hem hwrd^ verhlyd zig met blydfchap om de ffemme des Bruidegoms ^ zoo is dan dee- ze myne blydfcbap ver-juld ge-vjorden. Handel: III. vers 22-24. Want Mo fes heeft tot de 'vaderen gezegt^ de lieer e uwe Goei zal u eenen Propheet ver- vjekken uit wjue broederen, g^h^ luy: dien zult gy hooren , in alles wat hy tot u fpree - ken zal. En het zal gefchieden, dat alle ziele die deezen Propheet niet zal gehoord hebben , uit- geroeid zal worden uit den volke. En ook alle de Propheeten van Samul'l aan, en die daar na [ gevolgd zyn ] zoo veelen als" er hebben gefproken , die hebben ook deeze dagen $e voor en verkondigt H 5 De 122 Het OVERVLOEIJEND De Euangelifien, I ypor deeze heeft ons God gegeeven, Een onwaardcerelyken fchat, Beftaande in Chriftus leer en leeven: Gelukkig die ze .in 't herte vat. H Matth: I. vers i. et Boek des geflachtes van JEZUS CHRISTUS, des zoom Davids, des zoom Abrahams. Marc: I. vers i. Het hegin des Euangelhms van JEZUS CHRISTUS, des zoom Gods. Lucas I. vers i. Nademaal veele ter hand genomen hebben, om ■ in order te fiellen een "-cerhaal van de din^^en, die onder om volkomens zekerheid hebben, JoAN : H E R T E. Joan: I. vers i. 123 In den beginne inas het ivoord^ en het woord vjcii by God, en bet woord was ■ God, Rom: X. vers 15 en i5. En hoe zullen zy prediken, indien zy niet .gezonden worden? gelyk gefchreeven is, hoe liefelyk zyn de voeten der geenen die vrede verkondigen, der geenen die het goede verkon- digen ! Doch zy zyn niet alle den Euangelio ge- hoorzaam geweeji, I Kor: IV. vers 15. Want al hadde gy tienduizend leermeefïers in Cbrifto, zoo \_hebt gy'\ doch niet veele vaders. IVant in Chrifto Jezu hebbe ik u door het Euangelium geteeld, Eph: IV. vers 11 En dezelve heeft gegeeven zommige tot yipopelen , en zommige tot Propheetan - en zom- mige tot EuangeUJleny en zommigen tot Her- iers en Leeraars, Het Ï24 Het OVERVLOEIJEND XL. Het grootfte Wonder. En zy kwamen met haafte, en vonden Maria, en Jofeplu en het Kindeken lis^^ende m de kribbe, Lucas IL v. i6. Op H E R T E. 125 Op Figuur XL. VJTo^ wierd een Mens om 'smenfen nood, Wat is dat wonder fchoon en groot I Ach Jezus! hoogUe goed en zoet. Word ook een mens in ons gemoed. w at was de blyde boodfchap groot. Die 't mens'lyk leeven kwam te ontvangen. Toen God zyn hand ter hulpe bood. Na 't lang vcrwagten en verlangen. Je sa: XL. vers 9. T $ J erufalem^ gy verkondigPer van goede hoodfchap ; heft uwe fiemme op met inagty heftze op , en vreefi niet , zegt den jleden ^ti- dUy ziet hier is trx God. I TiMOTii: IIL vers 16. En buiten alle tivyfel de verhorgendheid der Godzaligheid is groot: God is geopenbaard in den vleefe, geregtveerdigt in den Geeft ^ ge- zien van de Engelen^ gepredikt order de Hei- denen^ geloovd in de f^eercld, opgenomen in keerlykheid. Ver- 1 25 Het OVERVLOEIJEND XLI. Verheerlykt door den Gaf!. Heden is deezen huize zaligheid gefchied, Lucas XIX. V. 9. op H E R T E. Op Figuur XLI. 127 L aat Jezus onze Gaft ook zyn, Zoo word ons zielen water wyn. w at was de Bruiloft ongemeen. Daar Jezus als een gaft vcrfcheen; En zyn vermogen heeft beweezen, In 't maaken van dien wonder vi^yn; Maar daar hy zelfs zal Bruigom zyn. Daar word de Bruiloft nooit volprcezen; Daar is het Heil der hoogtyd groot! En tot die vreugd is elk genood; Zoo hoog gelukkig boven maaten! Indien hy maar de varkens flal. Van 't fnoode en aardfe jammerdal. Om deeze bruiloft wil verlaaten. Joan: IflS Het OVERVLOEIJEND Joan: II. vers i - lo. E n op den 'derden dag ivas daar een hruU loft te Cana in Galileën: en de moeder van Jezus was aldaar. En Jezus was ook genood^ en zyne difcipe- len tot de Bruiloft, En als' er ivyn gehrak ., zeide de moeder van Jezus tot hem^ zy hebben geen wyn. Jezus zeïde tot haar^ Vrouwe^ wat hebhe ik met u [ te doen? ] myn uure is nog niet gekomen. Zyne moeder zeide tot de dienaars , zoo wat hy u lieden zal zeggen^ [ dat ] doet. En aldaar waren zes jfeenen water z-aten gefield na de reiniginge der Jooden, elk hou- dende twee of drie metreten. Jezus zeide tot haar^ "vuld de watervaten met water. En zy vuldcnze tot boven toe. En hy zeide tot haar , fchept nu , en draagt het tot den Elofmccjler ^ en zy droegen V. Als nu de Hojnieefïcr het water, dat wyn geworden was., gcproevd hadde (^en hy wi/i niet van waar [ de wyn ] was , maar de die- naaren die het water gefchept hadden wifen V) zoo riep de Hojmeefler den Bruidegom. En zeide tot hem., alle wan zet eer ft den goeden wyn op , en wanneer men wel gedron- ken heeft als dan den minderen [ maar] gy hebt den goeden wyn tot nu toe biwaard. En H E R T E. 129 En Kapittel XIV. 21-23. Die myne geboden heeft , en dezelve he- tjaard^ die is V die my lief heeft : en die my Hef heeft zal van mynen Vader geliefd wor- den : en ik zal hem lief hebben , en ik zal my zehen aan hem openbaaren. Judas, niet de Iscariot, zeide tot hem: Heer e, wat is het, dat gy u zehen aan ons zult openbaaren , en niet aan de weereld? Jezus antwoordde en zeide tot hem, zoo iemand my lief heeft , die zal myn ivoor d be- waaren , en wy zullen tot hem komen , erz zullen wooninge by hem maaken. Epii: V. vers 18. Word niet dronken in wyn, waar in over- daad is , maar word vervuld met den Hei- ligen Geefi. Openb: IIT. vers cio. Ziet, ik flaa aan de deur e, en ik kloppe: indien iemand myne ft cm zal hoor en, en de deur open doen, ik zal tot hem inkomen, en ik zal met hem avondmaal houden, en hy met my. ü iVIond IJO HeC OvERVLOEIJENI> XLII. ó Mond der Waarheid o 0^elgelukzalig is de mens, die tja my hoordy dagelyks waakende aan myne poorten, waarne' tnende de popen myner deuren. IVant die my vind., -eind het Jeeven, en trekt een welgevallen ijan den HEKliE. Spreuk: VIII. V, 34 en 35. Op H E R T E. 131 Op Figuur XLII. W ys is hy, die de \vyze reden. Der hoogfte wysheid neemt in agt; En met zyn Leeven trouw betragt: Zyn Heil reikt in de Eeuwigheden. Een goed Fondament heflaat, JLyie Chriftus woorden hoord en houd, Heeft onbeweeglyk vafl: geboud. Z'wyg flil en Luifier. _Ly ie met zyn Hert atindagtig hoord, Na Jezus zoet en Lieflyk woord, Op dat hy 't meer als goud bewaare; Die zal een grootcn fcbat vergaaren. M A T T H : \. vers i - 1 1 . Y^jn \_Jezus'\ de fc ba ar en ziende is geklom- men op eenen berg, en als hy neder gezeten was, kwamen zyne difcipelen tot hem, 1 a En 1 3-2 Het OVERVLOEIJËND En zynen mond geopend hebbende leerde haar^ zeggende^ Zalig [ zyn ] de armen van gecfle : want haarer is V koningryk der heemelen. Zalig [ zyn ] die treuren : vjant zy zullen vertroof} voorden. Zalig [ zyn ] de zagtmoedigen : ivant zy zullen het aardryk beërven. Zalig [ zyn ] die hongeren en dorflen [na'] de geregtigheid : ivant zy zullen verzadigd "jüorden. Zalig [ zyn ] de barmhertigen : wafit haar zal barmhertigheid gefchieden. Zalig [ zyn ] de reincn van herten : 'luant zy zullen God zien:. Zalig [ zyn ] de vreedzaamen : ivant zy zullen Gods kinderen genaamd tv orden. Zalig [ z.yn ] die vervolgd voorden om der geregtigheid 'Vüille: ivant haarer is het ko- ningryk der heemelen. Zalig [ zyt ] gy als u [ de menfen ] fvwa- den , en vervolgen , en liegende alle kwaad tegen u fpreeken^ om mynent wille. En Knpitrcl VIL vers 24 en :i6. Een iegelyk dan die deeze myne woorden hoord., en dezelve doet , dien zal ik vergelyken hy een voorzigtig man , die zyn huis op sen jleenrotfe gebouwd heeft. En ÏI E R T E. 133 En een iegelyk die deeze myne woorden i}Oord en dezelve niet doet ^ die zal hy eenen d-joaazen man ^^er geleeken worden^ die zyn hitls op het zand gebouwd heeft. Lucas: XI. vers 28. Zalig zyn de geenen die het woord Gods èooren, en dat zelve bewaar en. Joan: VIII. vers 51. Voorwaar^ voorwaar zegge ik ti: zoo ie- mand myn woord bewaard zal hebben^ die zal den dood niet zien in eeuwigheid. Jacob: I. vers 19. Zoo dan^ myne geliefde broeders^ een iege- lyk mens zy ras om te hooren, traag om te fpreeken, traag tot toorn. I 3 Daar 134 Het OVERVLOEIJENÖ XLIII. Daar is Genade. Be o^'erhandetk Gods zy:i een gebroken geeft; een gebroken en verflagen herte zult gy, ó God, mei veragten, Pf: LI. v. 19. op H E R T E. 125 Op Figuur XLIII. ^/\l zyn de zonden rood als bloed, iUs waar berouw komt opgereezcn. De lieve Meeller is zoo goed, Hy wil en zal de ziel geneezen. Jesa: LVII. vers 15. VV ^f^^ ^Izoo zeid de Hooge en Verhecve- fie^ die in de Eeuwigheid woond ^ en diens naame Heilig is : Ik -woone [ in ] de hoogte en [ in ] het Heilige^ en by dien die eenes verbryzelden en ne- der igen geep es is; op dat Ik leevendlg maake den geeft der nederlgen^ en op dat ik leevendig maake het herte der verbryzelden, Lucas: VII. vers 37 en 38. En zlet^ eene "orouwe in de ftad^ welke eene zondaar e jfe was^ verft aan de dat hy in des Pharifeens huis aanzat; bragt een alhafter flejfe^ met zake. En ftaande agter aan zyne voeten weenen- de, begon zy zyne voeten nat te maaken met traanen^ en zy droogde ze af met het halr van haar hoofd ^ en kufte zyne voeten , en zalvde ze met de zalve. l 4 Het 13^ Het OVERVLOEIJEND XLIV. Het Vrouwtje raakt den zoom van Chriilus Klcederen aan. Als ik hy u voorbyg'mg^ zoo zag ik u ver^ treeden zynde in uwen bloede^ en )k zeidc tot u in irjjen bloede^ leeft; ja ik zeide tot u in uwen bloede, keft, Ezecb: XVI. vers 6. Op H E R T E. 137 Op Figuur XLIV. W ^^ §'"S ^^^^ 2ulk een kragt van Jezus Chrillus uic, Op dat geloovig en opregte vafl befluit. Door 't enkel raaken van zyn menfelyke zoo- men: Zoo mogen wy dan ook wel ftil van agtVcn komen , Uit nood gedrongen, door des weerelds woe- ling heen; En zonder ommeflag, als waarcn wy alleen, En grypen aan hem, want zyn Goddclyk ge- voelen Kend deeze raak ing van 't geloov, uit al het woelen , Dat hem van buiten , met gerugt , omringd en dringd , En met zyn naam braveerd en over alles fpringt: Zoo zullen wy van 't leed der ziele ook zyn geneezen , En van zyn gunfi: getrooll en zeer gezegend weezen. I 5 Ei 138 Het OVERVLOEIJEND Ei komt dog allen die op aarde eicndig zyt'. En geen genoegen vind, aan 't wezen dcezer tyd. Daar gy 't gezogt hebt nu een lange reeks van jaaren; Laat alle doftors, die u erger maakten, vaaren. Want op der aarde waft geen kmidje voor uw nood, Die de arme ziele dreigd met de Eeuw'gen Helfen dood. Alleenig Jezus is de Meefler om te heelen. En uit zyn volheid kan hy altyd m,ededeelen: Dies heeft de kra^^t des heils, die eeuwig uit hem gaat, In 't waar begeeren en verlangen, perk nog maat. En die geneezen word, door wezentlyk ge- looven , Gaat zyn gezonden Hand het al en al te bo- ven. Mar- H E R T E. 139 JNIarc: V. vers 25-33. l^j n eens zeker Vrouwe , dk twaalf jaa- ren den vloed des bloeds gehad hadde^ En veel geleeden hadde van veele medicyn meefJcrs^ en alle het haar e [ daar aan ] te kofle geleid^ en geen baate gevonden hadde ^ maar met welke het veel eer erger geworden was. [ Deeze ] van Jezus hoorende^ kwam on- der de fchaare van agteren^ en raakte zyn kleed aan. Want z'^ zeide^ indien ik maar zyn klee- deren mag aanraaken^ ik zal gezond wor- den. En ter pond is de fontelne haar es bloeds opgedroogd ., en zy gevoelde aan haar lighaam, dat zy van die kwaaie geneezen was. En terftond Jezus bekennende in hem zelven de kragt., die van hem uitgegaan was^ keerde hem om in de fchaare., en zeide, wie heeft myne kleederen aangeraakt? En zyne difcipelen zeiden tot hem., gy ziet dat de fchaare u verdringt., ^^^^^gi gy-> "^i^ beeft my aangeraakt? En hy zag rontom., om haar te z'ien^ die dat gedaan hadde. En de Fr ouwe vreezende en beevende , wee- tende wat aan haar gejchied was., kwam en 'viel voor hem neder., en zeide hem alle de waarheid. De 140 Het OvERVLOEIJENIi XLV. De Trouwe Herder. H^ zal zyne Kudde weiden gelyk een Her- der: hy zal de Lammerkens in zyne armen vergaderen^ en in zynen fchoot draagen: d& Zoogende zal hy zagtkens leiden. Jefa: XL. v. 1 1. Op H E R T E. 141 Op Figuur XLV. I Jq trouwe Herder paft in 't veld. Die 't leeven voor zyn fchaapjcs field. Ps: XXIIL \_J e HE E RE is myn Herder, my zal niets onthreeken. Hy doet my nederliggen in grazige 'weiden ; Hy voerd my zagtkens aan zeer pUle 'wateren. Hy verkwikt myne ziele; Hy leid my in V fpoor der geregtigbeid, om zyns naams wille. Al ging ik ook in een dal der fchaduive des doods , ik zoude geen kwaad vreezen , want gy zyt met my , uw flok en uw paf vertroos- ten my. Gy richt de tafel toe voor myn aangezlgte^ tegen over myne tegenpartyders ; gy maakt myn hoofd vet met oly, myn beker is overvloei- jende. Immers zullen my het goede en de welda- digheid volgen alle de dagen myn es Ie evens: en ik zal in het huis des HE ERE N bly- ven in lengte van dagen. Joan: X. vers 11. Ik hen de goede Herder: de goede Herder field zyn keven voor de fchaapei:. De 142 HeC OVERVLOEIJEND XLVI. De verlooren Zoon en 'c Schaap. Jezus dan zelde tot de t-waahe^ wild gy Heden ook niet weggaan? Simon Petnn dan antwoordde hem^ Heere^ tot wien zullen wy henen gaan? gy hebt de ivoor den des eeuwi- gen leevens. Joan: VI. v. 6j en 68. Op H E R T E. 143 Op Figuur XLVr. J[\^ eer weer verlooreling, keer weer, Het Vaderlyke hert is teer. N. een, aller zoetfle Jezus, neen. Getrouwe Herder van het leeven, Waar dwaalde 't arme fchaapje heen. Dat zig van u ging afbegeevcn! Wy weiden onder uwen ilaf. Uw hoede kccrd den Vyand af. God is het iet en alles. V erlaat het al om 't Eeuwig iet. Een alles dat het oog niet ziet. JL^en armen mens van Heil ontbloot ^ Verdoold in 'sweerelds wildernifTcn , Gedreigd van ongeval en nood. Daar hy de vreede Had moet mifTcn; Hecfü 144 ^^^^ OVERVLOEIJEND Heeft egtcr nog een open poorc, Om zig tot hoog geluk te keercn, Daar hy begunftigt word verhoord. Van d' AUcrhoogden Heer der Ileeren. Hoe klein hy zy, hem word vergund. Het woordje Vader vry te noemen, Daar hy 't op 't Erfgoed heeft gemund, In Eeuwigheid niet uit te roemen. ó Mens, die u tot Jezus keerd, Groot is het Heil dat gy begeerd. K eer weder uitgeloopen zinnen, Van 't veel en al in 't ftil gemoed; Daar is alleen ww rufl: te winnen, In 't zoeken van het hoogfle goed. Lucas: XV. vers 4-7. V V ^^ mef7fe onder u lehhende Imiderd Schaapen , en een van die verliezende , verlaat uiet H E R T E. 145 niet de negen en negentig in de 'xoefïyne^ en gaat na V verloor ene , tot dat hy V zelve vinde ? En als hy V gevonden heeft ^ legt hy V op zyne fchoiideren , verhlyd zynde. En f huis komende roept hy de vrienden en de gebunren te zamen^ zeggende tot haar^ ineefi blyds met my , want ik hehbe myn fchaap gevonden^ dat verloor en ivas. Ik zegge u lieden^ datter alzoo hlydfchap zal zyn in den Heemel over eenen zondaar^ die hem bekeerd^ [_ meer ] dan over negen ' en negentig regtveerdigen ^ die de bekeer inge niet van nooden hebben. En vers 11 > Een zeker menfe hadde twee zoonen: En de jong/Ie van haar zeide tot den Va- der , geeft my het deel des goeds dat [ my ] toe komt^ en hy deelde haar het goed. En niet veele dagen daarna^ de jongfle zoo- ne alles by een vergaderd hebbende, is weg gereisd in een verre \_ gele gen ] land, en heeft aldaar zyn goed doorgebragt, leevende over- dadiglyk. En als hy het alles verteerd hadde, wierd daar een groote hongersnood in dat zelve land, en hy begon gebrek te lyden. En hy ging heenen en voegde hem by een van de burgers des zelven lands : en die zend hem op zyn land, om de zwynen te weiden. K Jü- 14^ Het OVERVLOEIJEND XLVII. Jezus intrek te Jeruzalem, Ze^^et de Dogter Zion: ziet uw Koning komt [^ ml u zagtmoedig en gezeten op eene EzeUnne , en een veulen zynde een jong eener jokdr arrende [Ezelmne.1 Mattli: XXI. v. 5. H E R T E. M7 Op Figuur XLVII. rek in, trek in, ó Vorft der EerCj Dat alle deuren open gaan; En uwe Geeft ons hert regeere. En alles door Ü word gedaan. E Matth: XXI. vers 6-g» n de difcipelen heeuen gegaan zynde^ eH gedaan hebbende gelyk Jezus haar bevolen hadde^ Bragten de Ezelinne en het •veulen en lei' den haar e kleederen op dezelve^ en zetteden [ hem ] daar op. En de mee/Ie fchaare fpreiden haare klee- deren op den weg, en anderen hiewvuen tak- ken van de Boomen^ en fpreldenje op den weg. En de fchaaren die voorgingen en die volg- den., riepen., zeggende., Hozanna den zoont Davids: gezegend [ w ] Hy die komt in den naanie des Heer en: Hozanna in de hoogfls [ heemelen. ]- K 2 Het Ï45 Het OVERVLOEIJEND XLViir. Het NagtmaaL En als het avond geworden was, zat hy aan met de twaalve, ï^latih: XXVI. v. 20. Op H E R T E. * 146 Op Figuur XLVIII. \Jewenfte maakyd, daar Gods Lam, Den gaden zelfs ter fpyze kwain; Op dat zy aten cnde dronken, Dien vvyn des Bloeds, zoo mild gefchonken. Matth: XXVI. vers 21-26. E n doe zy aten zeide Hy^ 'coor'waar ik zegge u^ dat een van il my zal verraaden. En zy zeer bedroefd ge'Vüorden zynde^ be- gon een iegelyk van haar tot Hem te zeggen^ ben ik V Heer e? En Hy antwoordende zeide ^ die de hand met my in de Jchotel indoopt , die zal my ver- raaden. De Zoone des menfen gaat wel henen ^ge- lyk van Hem gefchreeven is , ma ir wee dien menfe ^ door welken de zoone des menfen ver- raaden word^ het waar hem goed^ zoo die menfe niet gebooren haddc geweefi. En Judas ^ die Hem ver r iet ^ antwoorde en zeide ^ ben ik V Rabbi? Hy zeide tot hem^ gy hebt het gezegd. En ah zy aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende brak Hv het , en gaf het den difcipelen, en zeide, neemt eet, dat is myn Lighaam. Kj De *4 150 Het OVERVLOEIJEND XLIX. De Nederigheid. Ngemt myn jok op zi^ en hert van my, dat ik zagtmoedlg ben en nederig van berte: en gy zult rufl vinden voor uwe zielen. IVant myn jok is zagt, en myn lafl is li^t. Matth: XI. v. 29 en 30. 0/ H E R T E. 151 Op Figuur XLIX. y y at was de groote meefler klein! Hoe zouden wy 't van Hem niet Iceren? Hy maakt het vuile fchoon en rein. Weg hovaardy en ydcle Eere. Joan: XIII. vers 3-8 I ezus zveetende dat de Vader Hem alle dm- ^ gen in de handen gegeeven hadde^ en dat hy van God uitgegaan wassen tot God henen ging ^ Stond op van het Avondmaal ^ en leide [ zy- ne,'] kleederen af^ en neemende een linnen doek^ omgordde Hem zelven. Daar na goot Hy water in V bekken^ en hepn de voeten der difcipelen te wajfchen , en -af te droogen met den linnen doek , daar me- de Hy omgord was. Hy dan kwam tot Simon Petrus^ en die zeide tot Hem^ Heer e zult gy my de voeten wajfchen ? Jezus antwoordde en zeide tot hem , dat ik doe weet gy nu niet^ maar gy zult het na deezen verjiaan. Petrus zeide tot Plcm^ gy zult myne voe- ten niet waffcjhen in der eeuwigheid. Jezus antwoordde hem, indien ik u niet wajfche, gy itebs geen deel met my. K 4 h' 152 Het OVERVLOEIJEND L. Jezus hangt aan 't ICruis. Daarom heeft m-j de Vader lief^ overmits ik myn keven aflegge^ op dat 'ik het zelve ijoederom neeme. Niemant neemd het zelve van iny: maar ik legge bet van my zelven af. JoanrX.v. 17 en 18. Op II E R T E. 153 Op Figuur L. I oen zig de liefde gants den tooren over- gaf, Streek hy den dood en hel de triumpheering af. JL J.ier geld geen fwaard in deezen flryd. Maar liefde met zagtmoedigheid. VJTelyk een Schaap moetflom ter flagting gaan; Zoo heeft het Lam zyn mond niet opgedaan. D c hoogfte liefde wierd den tooren een tinctuur : Zoo ftild en overwind het zoet het wran- ge zuur. J.Vxy"God, mynLief, myn Jezus , hoogfle goed. En diepfte zoet, met zoo veel liefde wonden! Hoe dorfl: myn ziel , na 't heilig Heemels bloed; Op dat in my de tooren word verflonden. K 5 Des 254 Het OVERVLOEIJENO I Jqs leevens Vorll herfteld der zonden kwaal; ó Dood en Hel! waar is uw zcgenpraal? ó xVJL o'S^^^^r van d' allerfchoonllen dag. Wat blinkt gy klaar voor die in 't duiller lag! Hoe word, hoe word in Eeuwigheid vol- preezen , De liefde die gy Adam hebt beweezen! \Jod woeg zyn liefde en zyn gerigt, En ziet het laatfte viel te ligt. ó I ezus ! hangt gy zoo , om mjment wil vol •^ fmerten , Geklonicen aan een kruis? dat aller Eng'lenherten, Van weemoed fmelten! Och! waar berg ik, myn gezigt. Van fchaamte; daar een Kruis, een tegenfpoed, hoc ligt, Hoe min het is, my veel te fwaar valt om te draagcn! Zoo wreev'len dienflknegt kan zyn meefter niet behaagen. Rom: H E R T E. 155 R o M : VIII. vers i - 4. '00 is" er dan nu peen verdoemenis voor fe' de gtenen die in Chrijius Jezus zyn , die niet na den vleeje wandelen^ maar na den Geep, IVant de wet des Geefis des leevens heeft my vry gemaakt van de Wet der zonde en des doods, IVant het geene de IVet onmogelyk wasy dewyle zy door het vlees kragtloos was, heeft God, zynen Zoon zendende in de gelykheid des, zondigen vleefes, en [dat"] voor de zonde, ds zonde veroordeeld in het vlees. Op dat het regt der Wet vervuld zou wor- den in ons, die niet na den vleefe wandelen^ maar na den Geeji, I Kor: I. vers 23 en 24. Wy prediken Chriftus den gekruiftgden , den Jooden wel eene ergernis, en den Grieken €ene dwaasheid: Maar haar die geroepen zyn, heide Joo- den en Grieken, [/prediken wy ] Chrijius de kragt Gods en de wysheid Gods: Gal: III vers 13. Chriftus heeft ons verloft van den vloek der Wet, een vloek geworden zynde voor ons. Want daar is gefchreeven , vervloekt is een tegelyk die aan 't hout hangt. De 156 Het OVERVLOEIJENP LI. De Laatlle Reden. Noch een kleinen \ tyd^ ] en de 'voeereld zal my niet meer zien: maar gy zult my zien: want ik leeve en gy zult keven, Joan: XIV. V. ip. op H E R T E. i57 Op Figuur LI. 6 1^ croom der Liefelyke reden ! Die, uit den waardft' en klaarflen mond. Zoo heilzaam afvloeid na beneden, Op dat de Dorft verkwikking vond. Gy liep door zoo veel honderd jaaren! Op dat wy ook gelukkig waaren. E^ Matth: XXVIII. vers 16-20. ' n de elf difclpelen , Z'jn heenen gegaan na Galileën , na den berg , daar Jezus haar hefcheïden hadde. En als zy Hem zagen baden zy Hem aaii^ dog zommigen nvyjfelden. En Jezus by haar komende^ [prak tot haar , zeggende , my is gegeeven , alle magt in Heemel en op Aarde. Gaat dau heenen .^ onderwyft alle de "üolkc' ren^ dezelve donpende in den naame des Vaders^ en des Zoons., en des Heiligen Gccffs: leerende haar onderhouden alles ivat ik u gebonden hehbe. En ziet , ik ben wet u lieden alle de dagen tot ds voleindinge der vjcereld. Jmen. Je- S58 Het OVERVLOEIJEND Lil. Jezus Heemelvaard» Ik vaare op tot mynen Fa der ^ en uwen Vader ^ en [tot] mynen God, en wwen God. Joan: XX. v. 17. O/) H E R T E. Op Figuur LIL j\\ voerd gy uit het zigtbaar oog, In fchyn van groote verte; Nog zoeken wy u niet om hoog, Maar in den grond des herten. 159 E H and: L vers 9- 11. n ah Hy dit gezegd hadde^ wicrd Hy epgenomen daar zy het zagen , en eene wolke nam Hem ijceg van haare oogen. En alzoo zy haare oogen na den Heemel hielden^ terwyl Hy heenen voer^ ziet, twee wannen jonden by haar in witte kleedinge: Welke ook zeiden gy Galileefe mannen y wat fiaat gy en ziet op na den Heemel? deeze Jezus die van u opgenomen is in den Heemel, zal alzoo komen, gelykerwys gy hem na den Heemel hebt zien heenen vaaren. Lucas XXIV. vers 51 en 52. En het gefchiede ah Hy ze zegende. Jat Hy van haar fcheide, en wicrd opgenomen in den Heemel. En zy aanbaden Hem* Ver- l6o Het OVERVLOEIJEND LUI. Verderf en Geneezing. Jezus antwoordde haar, voorwaar, voor- waar zegge ik tl, een iegelyk die de zonde doet, ts een dienftknegt der zonde, Toan: VIII V. 34. Op H E R T E. 161 Op Figuur LUL I Je Hoofdftad, mens in flaverny, Gcdrukc van 's Duivels heerfchappy. Word in haar hoogflen nood van Gode, Genade en vryheid aangebooden. Toan: VIII. vers 36. T X.ndien dan de Zoone u zal vry gemaakt hebben , zoo zult gy waarlyk vry zyn, Hebr: II. vers 3. Hoe zullen wy ontvlieden^ indien wy op zoo groot en zaligheid geen agt neemen? de- vjelkc^ begonnen zynde verkondigd te worden^ door den Heer e , aan ons bevefligd is geworden van de geenen die [ hem'\ gehoord hebben. En vers 14-16. Op dat Hy door den dood te niet e doen zoude den geenen die V geiveld des doods hadde^ dat is den duivel: En verlojjen zoude alle de geenen die met vreeze des doods door al \_haar'] keven der dienjihaarheid onderivorpen waren. Want waarlyk Hy neemt de Engelen niet aan^ maar Hy neemt het zaad Ahrahami aan, L Door l6t Het OvERVLOEIJRNiy LIV. Door Liefde getrokken- Trek my, 117 zullen u na loop en. HoogI: !• yci*s 4. op H E R T E. 163 Op Figuur LIV. I Je liefde Jezu trekt ons voort. Om op zyn Heilig fpoor te loopen; En zoo te komen daar men hoord. Ter plaatze heerlyk, boven hoope; Terwyl 't gemoed verkwikking had. Uit zyn hoogwaardig wierook var. Merkt op. w ie op den voorgang Chiiili Iet, In 't Heilig fpoor van z}'ne treeden; Den voet in zyne voetftap zet, Die gaat naar 't land van Eeuw'ge vreede, I J ie 't aards vertreed met voet by voet, Verheft het reukwerk van 't gemoed. L 2 Jo- 104 HCC OVERVLOEIJEND Joan: VIII. vers 12. D ie my volgd zal in de dinjïernis niet wan del en. En Kapittel XV. vers 9 en 10. Gelykerivys de Vader my lief gehad heeft , hehhe ik ook u lief gehad: blyft in deeze my- ne liefde. Indien gy myne geboden bewaard^ zoo zult gy in myne liefde blyven: gelykerwys ik de- geboden mynes Vaders be'joaard hebbe ^ en bly- ve in zyne liefde. Rom: VIII. vers 35-39. JVie zal ons fcheiden van de liefde Chrifti? verdrukkinge of benauwdheid, of vervolginge^ of honger , cf naaktheid , of gevaar, offwaara? ( Gelyk gefchreeven is , ixjant om wjüent tville worden ivy den gantfen dag gedood: wy zyn geagt als fchaapen der fagtinge. ) Maar in deeze allen zyn ivy meer als over- winners, door hem die ons lief gehad heeft. Want ik ben verzekerd dat nog dood, nog keven, nog en gele n\ nog overheden, nog mag- sen, nog tegemvoordige, nog toekomende din- gen. Nog hoogte, nog diepte, nog e enig ander fchepzffl ons zal konnen fcheiden van de liefde Gods HERT E. 165 Gods, welke is in Chriflus Jezus onzen Heere- n Kor: V. vers 14 en 15. De liefde van Chrijliis dringt ons: Als die dit oordeelen^ dat indien een voor uilen gejlorveti is , Z'j dan allen geftorven zyn. En hy is voor allen geftorven^ op dat de geenen die leeven^ niet meer haar zelvcn zouden keven , maar dien die voor baar ge- florven en opgewekt is* 1 Tim: I. vers 15 en 16. Dit is een getrowjj zvoord^ en aller aan- neeminge "juaardig^ dat Chriflus Jezus in dt ijoeereld gekoomen is om de zondaaren zalig te maaken^ van -welke ik de voornaamfle ben. Maar daarom is my barmhertigheid ge- fchied^ op dat Jezus Chriflus in my^ die de voornaamfle ben., alle \_zyne^ lankmoedigheid zoude betoonen., tot een voorbeeld der geenen die in Hem geleoven zullen ten Eeuvoigen keven» I Joan: II. vers 6. Die zegt dat hy in hem blyfr^ die moet ook zelve alzoo wandelen, gelyk hy geivan- 4eld heeft. L 3 S:e- i66 Het OVERVLOEIJEND LV. S^tephanus Gefteenigd Eft zy fteenigden Stephanum^ m tn zeggende , Heer e Jezus ontvang mynenGeefl, Hand: VII. v. 5^, op H E R T E. 167 Op Figuur LV. \_Jit fchaap van Chrillus flal en weide ^ Kwam dus des lighaams dood te lyden, Terwyl zyn kofbelyke ziel. Die in de liefde Jezti brande. Gereed met lütgeftrekte handen, Zyn herder t' huis in de armen viel. Getrouw en Standvajlig. \_J^ waarde Booden van den Heerc^ Die in de groote weercid flad-, Het volk den wtg des hecmels leeren, Van 't brecdc tot het fmalle pad; Schoon die een kvvaadcn loon behaalenj •G94 zal haar trouwen dienll: bctaalen. _L/us is het Chriftelyke zaad. Voor zyne bloem en edele vrugten, L 4 Van l68 Het 0VERVL0EIJENI> Van wreevelmoed beloond met kwaad. Tot dat zy 't eindeling ontvlugttcn ; En kwamen van 't gevangen huis, In de Eeuw'ge vryheid zalig t'huis. Onbekend^ Onbemind. I Je. opregcigheid en waare deugd. Die gaarn 't Eeuwig heil begingen, Zyn in de Stad van 's weerelds vreugd, Befpottelyke vreemdelingen ; Maar als zy zyn door deezen druk. Ontmoet haar eer en groot geluk. Mat TH : V. vers ii en 12. jt^alig zyt gy als u [ de menfen ] fmaden^ en vervolgen^ en liegende alle kijoaad tegen u fpreeken , om mynent wille. Ferblyd en verheugd [ «, ] want uw loon [ is ] groot in de heemelen : want alzoo heb- hen zy vervolgd de Propheeten^ die voor u [ geweefi zyn. ] Lu- II E R T E. 169 Lucas XIII. vers 34. Jeruzalem^ Jeruzalem^ gy die de Propheeten doodet^ en fleenigd die tot u gezonden zyn^ hoe menigmaal hehhe ik trjöe kinderen ivillen by een vergaderen , gelykerwys een henne haar e kiekens onder de vleugelen \_vergaderd^ en gy lieden hebt niet geivild? Joan: XII. vers. 25. Die zyn keven lief heeft ^ zal het zelve verliezen: en die zyn leeven haat in deeze weereld^ zal het zelve bewaar en tot het eeu- "juige leeven. En Kapittel XV\ vers 18 en 19. Indien u de wecreld haat ^ zoo weet dat zy my eer dan u gehaat heeft. Indien gy van de wee reld waart ^ zoo zou- de de weereld het haar e lief hebben : dog om dat gy van de weereld niet zyt^ maar ik te uit de weereld hebbe uitverkooren ^ daar- om haat u de weereld. Openb: XI. vers 8. En haar e doode lighaamen [ zullen liggsn\ op- de ft ra at e der groot e ftad^ die geefielyk genaamt word Sodoma en Egiptus, alwaar ook onze Ileere pekruift is. " L5 De Ï/O Het OVERVLOEIJEND LVI. De Nodige Wapcnrufling. Maar wy die des daags zyn^ laat ons nug' uren zyn^ aangedaan hebbende de Borftwa- pen des gcloofs , en der liefde^ en [ tot ] een Helm , de höope der Zaligheid, i Thcfl': V. v. 8. Op H E R T E. 171 Op Figuur LVI. I Je vyand ziet met nydige oogen. Wanneer de Chriftelyke held. Met alle deugden aangctoogen, Zig in de Wapenrufting (leid. JL J.et Weerelds Ryk is weinig waard. Gehaald ten fwaarden en ten vuure; Maar 't geeftelyke helden fwaard. Behaald een Ryk van eeuwig duuren. Zyt op u-we Hoede. W eed vry omzigtig in uw gangen. Men zoekt u tot een flaaf te vangen. D us moet de ondeugd op den loop. Voor 't fchrikken van geloov en hoop. L aat and'ren ftryden op der aarde, En om den weereldlyken Haat; Een l^a Het O VER VLOE I J EN I> Een koningryk van laage waarde, Wyl 't zyn beheerfchcr haart ontgaat. Wy houden ons van zulks ter zydcn. En vegten niet om 't aardfc flyk, Maar w'llcn om den Hcemel ftryden, Dat onbeweeg'Iyk koningryk. Ps: CXLII. vers 3-6. I k flortte myne kïagte uit voor zyn aan- gezigte : ik gaf te kennen voor zyn aangezig- te myne benauwdheid. Als myn geeft in my overfielpt was, zoo hebt Gy myn pad gekend: zy hebben my ee- nen firik verborgen op den weg dien ik gaan zoude. Ik zag uit ter regterhand, en ziet zoo was daar niemant , die my kende , daar was geen ontvlieden voor my : niemant zorgde voor my- ne ziele. Tot tl riep ik,, ó HEERE: ik zeide,, gy zyt myne toevlugt, myn deel in "t land der leevendigen, Ps: CXXIV. vers 6-8. De HEERE zy geloovd, die ons in haare tanden niet heeft overgegeeven tot eenen roof Om- HERT E. 173 Onze ziele is ontkomen ah een vogel ^ uit den flrik der vogelvangers ; de ftrik is gebro- ken^ en wv ^.V^^ ontkomen. Onze hulpe is in den naame des MEEREN^ die heemel en aarde gemaakt heeft. Spreuk: XIV. vers 27. De vreeze des MEEREN is eene fprinkader des leevens , om af te "juyken van de flrikken des doods. Matth: XI. vers 12. En van de dagen Joannes des Doopfrs tot nu toe., word het koningryk der heemelen ge- weid aangedaan., en de geweldiger s neemen het zelve met geweld. I Petr: I. vers 14 en 15. Als gehoorzaamd kinderen., en word niet gelykvormig den begeerlykheden , die te vooren in uvüe onw3tenbe-d waar en. Maar gelyk Hy die u geroepen heeft hei- lig is , [ zoo ] word ook gy zelve heilig in al luwen] wandel. Wa^ 1/4 HeC O V E R V L o E I J E N D LVII. Wat is 't Aai'dfe? HE ER E, maak my trxe wegen hekend; leer my uwe paden. Pf; XXV. v. 4. Op H E R T E. 175 Op Figuur LVII. VV ^g weereld mee uw ydelheid. Wel waardig om te haaten; Gy hebc ons lang genoeg verleid, ^ Wy willen u verlaaten. God bied ons beter weereld aan. Dat moet men niet verzuimen; AI is 't voor eerfl een fmalle baan, Aan 't endje zal 't wel ruimen. Kom broeders gaan wy hand aan hand. Wat zou ons 't aardfe luflen? In 't allerfchoonfte Vaderland, Daar zal men eeuwig ruften. Dit Spoor op. J[\_ lop aan , klop aan , hier moet gy weezen ,, ó Pelgrims! met uw laftig pak; Baard u deez' gang wat ongemak, Zyn eind' zal u met ruft geneezcn. Al iy6 Het Overvloeijend ^/\l vald de weg wat hoog en (leiJ, Men doet het om ccn Eciiwi:r heil. o 't Xs (Broeders) hier geen tyd van ruilen ; Te vroege rufl: fleept onrufl: agter aan; Het voortgaan moet ons nog wat iuden. Tot dat de weg is veilig afgedaan. L aat los, laat los, 6 Hels gefpuis, Wy willen met geweld naar Huis. Gaai maar voort. VJcen helfe magt kan ons beletten, . De Pelgrimagie voort te zetten. Keer af. XI X^ u Pelgrim voort, niet langer gaapen. Na fcherpe lift en fchoonen fchy»; Voor by gaan is een heilzaam wapen. Veraf is goed voor kwaad fenyn. Hkr H E R T E. 177 Hier voorhy, I Jq breede weg, dien gy hier ziet. Geeft korte vreugd, en lang verdriec. Hoe Onbedagt ! J\,\ gaat het fpoedig na de Hel, Nog gaat het aards gezindheid wel; Zy keerd haar oog van 't laatfte ende. En agter komt 'er wat 'er kom'; Zy gaat haar gang en ziet niet om. Maar naderd vrolyk tot clende. Ps: XXV. vers 8-10. D e HE E RE is goed en regt: daarom zal hy de zondaars onderivyzen in den weg, Hy zal de zagtmoedige leiden in V regt; en Hy zal de zagtmoedige zynen weg leeren. Alle paden des HEEREN zyn goedertie- renheid^ en waarheid; den ge enen ^ die zyn verbond en zyne getuigenijjen bcwaaren. Spreuk: XV. vers 24. De weg des leevens is den vcrflandigen na hoven ; op dat by afwyke van de helle benee- den, ' M De 178 Het OVERVLOEIJEND LVIII. De Boete. fe^' mtm^^\ fVam de droefheid na Cod werkt eene orh herouwclyke bckeer'wg tot zaligheid: maar de droefheid der weereld werkt den dood, 2 Cor- YU. ver* lo, • Op H E R T E. 179 Op Figuur LVIII, Xjuk neder, door de Poort van boete, AI die de Pelgrims weg aanvaard; Met goed geloov, en hoop gepaard. Die zullen u den weg verzoeten. Gy hebt geen nood, J.VX^^'' voort, maar voort, hy zal niet vallen Die u zoo zeer vervaarlyk dreigd; De Hand die gy ter hoede krygd, Voerd nog de flerkfle magt van allen. Matth: V. vers 4. z alig \zyn'] die treuren: want zy zul- len vertrooft inorden. Marc: I. vers 15. De tyd is vervuld^ en het Knningryhe Gods naby gekomen : bekeerd u en ^cloo-jd bet Euangelium. 3M 2 Weeft l80 Het OVERVLOBIJEND LIX. Weeft de Minfte» Hovaardigheid is voor de verbrekinge ;. en hoogheid des geefles voor den val. Het is heter nederig van geejle te zyn, met de zagtmoedigen ; dan roof te deelen met ds bovaardigen^^SpiQuk: XVI. v. i8 en 19. 0/ H E R T E. i8i Op Figuur LIX. \y il grootsheid uit uw weg tiiec wyken; Ootmoedig zyn, by lang geduld, Gaat met de overwinning ftryken, En word met vreede en ruft vervuld. SprrukiXV. vers 33. I J e vreeze des HEEREN is de tugt der wysbeid: en de nederigheid [_gaat'] voor de eere, Jacob: IV. vers 6. God "joederfiaat de hovaardigen, maar den -nederigen geeft hy genade. I Petr: IV. vers 14 en 15. Indien gy gefmaadigd word om den naame van Cbrifius^ zoo zyt gy zalig: want de geejl der heerlykheid en [ de Geeji'] Gods rujl op u: wat haar aangaat^ hy word wel gelas- terd^ maar wat u aangaat^ hy word ver- heerlykt. Dog dat niemant van u lyde als een dood- paager^ of dief^ of kwaaddoender ^ ofte als jen die hem met eens anders doen bemoeid. M 3 Wat ïSl Het OVERVLOEIJEND LX. Wat is 'er aan ? Indien V mogeïyk is , zoo veel in u is , houd vreeds met alle inenfen. Wreekt u zelve n niet beminden: maar geeft den toorne plaat ze. ïVant daar is gefchreeven , My [ komt ] de wraake [ toe: ] ik zal V vergelden^ zegt de heer e. Kom: XII. v» ï 8 en 19. Op H E R T E. 183 Op Figuur LX. JLyaac gaan de mantel, 't kan niet fchaaden; Voldoet des wyzen Mecilers raad; Hy word met lïecmels goed belaaden. Die 't aardfe door de deugd verlaat. Matth; V. vers 40 en ^i. E n zoo iemand met u regten wil, en th wen rok neemen , laat hem ook den mantel. En zoo wie u zal dwingen een m^le te gaan, gaat met hem twee \_mylen, ] Hebr: X. vers 34. JJ'^ant gy hebt over myne handen medelyden gehad, en de roovinge uwer goederen met blydj'cbaü aangenomen, weetende dat gy hebt in u zelven een heter en hlyvend goed in de beemelen, \jf een koper fchild nog fkalen fvvaard Zou deezen Vyand doen vertzaagen; Maar trouw geloov, met deugd gepaard. Kan hem ontmoeten en verjaagen. M 4 Ja- l84 Het OVERVLOEIJEND Tacob: IV. vers 7, 00 onderwerpt u dan Gode: wederjlaat den duivel^ en hy zal van u vlieden.- I Petr: V. vers 8. Zyt nugteren^ [ ^« ] '^ciah: luant uw te- ■ genparty de duivel gaat om als een brie fchende leeuw ^ zoekende wien hy zoude mo gen verflinden. w ^Niet Moedeloos. at moet een Pelgrim al pafïceren. Door 't wilde, woefte en vreemde land; Maar houd hy zig aan Godes hand. Zoo kan *t zyn vi'oome ziel niet decren. D Ps: CXVI. vers 3 en 4. e handen des doods hadden my omvan- gen^ en de angjien der helle hadden my ge- troffen: ik vond benauwdheid en droeffenifje. Maar ik riep den naam des HE EREN aan^ [zeggende,] ach HEEUE, bevryd my- ne ziele, Ps. H E R T E. 185 Ps: XXIII. vers 4. . 0 Al ging ik ook in een dal der fchaduwe des doods , ik zou geen kwaad vreezen , want gy zyt met my; uiu fiok, en uvj flaf, dis vertroopen my. Het zal wel gaan, J_j^I gaac het water aan de lippen. Het mag den vroomen tog geen kwaad; Hy zal 't gevaar en 't kwaad ontglippen. Die op den grond der vroomheid flaar. Ps: LXIX. vers 16. ^ aat my de watervloed niet overjlroomeny en laat de diepte my niet verjlinden : nog laat de put zynen mond over my niet toejlui' ten. Ps: XCIII. vers 3 en 4. De rivieren verheffen^ cl HEERE^ de ri- vieren verheffen haar bruifen : de rivieren ver- beffen haar e aanffootinge: [ Dog ] de HEERE in der hoogte is ge- weldiger^ dan het bruifen van groote wate- ren y [■ dan 3 de geweldige baar en der zee. M 5 Het $.Z6 ' Het OVERVLOE IJEND Maar Jcmzakm dat hoven Is^ dat is vry^ ^eik is onzer aller moeder. GaJ: IV. v. 26. op H E R T E. 187 Op Figuur LXI. V V y zien Jeruzalem van veere. Door middel van Geloov en Hoop, Die fclioone ftad van ons begeeren. En 'c hoogc doel van onzen loop. ó JL elgrims na de ftad van vrcede; De vlugije tyd maakt wyde treeden. I eruzalem , ó fchoone Bruid ! Hoe gaat myn herte tot u uit. EindUng en ten Laatffe. , JL/ie zig de Reis had voor genomen^ Is na veel treeden voord en voord. Ten laaftcn aan het eind gekomen, Ter plaats van rufl:, daar hy behoord. Het eind goed^ al goed, Vjy vreemdelingen op der aarde. Die uwe Pelgriraagie doet, Na \ 88 Het OVERVLOEIJEND Na ecnc (lad van hooge waarde. Een ftad vervuld met Eeuwig goed; Getroofl u 't fwerven en vermoeijen, Uw vreede en ruft zal eind'loos bloeijen, Hebr: XI. vers. 9 en lo. D oor V geloove is hy een ïn'UJOorJer gfxeefl in het land der beloften^ als in een vreemd [ land^ ] en heeft in tabernakelen gewoond met Izailk en Jacob^ die mede erfgenaamen 'waaren derzelver belofte. Want hy verwagtte de flad die fondamen- ten heeft ^ welker konftenaar en bouwmeefler God is. En vers 13-16, Deeze alle zyn in V geloove gejlorven , de beloften niet "cerkreegen hebbende^ maar heb- hen dezelve van verre gezien , en geloovd, en omhelfl^ en hebben beleeden dat zy gaften en vreemdelingen op der aarde waren. IVant die zulke dingen zeggen^ betoonen klaarlyk dat zy een vaderland zoeken. En indien zy dies [ vaderlands ] gedagt hadden van waar zy uitgegaan waren, zy zouden tyd gehad hebben om weder te keerem Maar H E R T E. 18^ Maar mi zyn zy begeer ig fia een heter, dat is na het Heemelje \ daarom fchaamd hem God haar er niet , om haar God genaamd te worden : want hy hadde haar een pad bereid. En Kapittel XII. vers 11. Maar gy zyt gekomen tot den berg Sion^ en de jlad des leevendigen Gods, tot het hee- melfe Jeruzalem ^ en de veele duizenden der Engelen. Openb: XXI. vers i -4. En ik zag een nieuwen heemel, en eens nieuwe aarde. Want de eer ft e heemel, en de eer ft e aarde was voorbygegaan, en de zee was niet meer. En ik Joannes zag de heilige ftad , het nieuwe Jeruzalem, neder daalende van God uit den Heemel, toebereid als eene bruid, die baaren manne vercierd is. En ik hoorde eene grooote ftemme uit den heemel, zeggende, ziet de tabernakel Gods is hy de menfen, en hy zal by haar woonen, en zy zullen zyn volk zyn, en God zelve zal by haar, en haar God zyn. En God zal alle traanen van . haar e ocgcn afwiffen , en de dood zal niet meer zyn : nog rouwe, nog gekryt , nog moeite zaVer meer zyn: want de eerfte dingen zyn weggegaan. De ipO HeC OVERVLOEIJEND LXII. De Belegering des Herten. . ^ïs de wysheid in uzv herte zal gekomen zyn^ en de weetenfchap voor wjje ziele zal Ueflyk zyin Zoo zal de hedagtznamheid over u de ivagt houden , de verftandlgheid zal u behoeden. Spreuk: II. v. lo en ii. Q/> H E R T E. ^ i9t Op Figuur LXII. V leid u der flangen lifl aan 't oor, Sluit toe de poort, geef geen gehoor. D e geeft- flad, daar verraad in legt. Word de overgaaf fteets aangezegd: Maar hy, die komt met zoet bcleczen, Voor de ooren van des herten dewr, Word door den viryzen gouverneur; Ook dag aan dag weer afgeweezen. Spreuk: IV, vers 23. \_3eh0ed u hert e boven al dat te hcvjaaren is\ want daar uit zyn de uitgangen des Ice- vem. JL J[ec leger aller ydelhcid, Dat voor de Had des herten leid. Om die tot zyn bezit te winnen. Breekt, onder vrolykheids trompet. Met 192 Het OVERVLOEIJEND Met zynen ftormbok aan gezet, Ter poorte vceler ooren binnen. 't M 2^ clat men vleije of dat men dryg% Wy dienen niet in 's weere! ds kn'g. Om min dan niet daar af te draagen ; Maar leggen 't aan op beter buit. En keeren eenen vyand uit. Die 't' Eeuwig heil ons zoekt te onqaagen' H Ps: XVIII. vers 33-35. et is God^ die my met kragt omgord; en hy heeft mynen weg "oolkomcn gemaakt. Hy maakt myne voeten gelyk.als der hin' den^ en Hy field my op myne hoogten. Hy Icerd myne handen ten firyde , zoo dat een flaalen boog met myne armen ver- broken is. I Kor: XVI vers 13. Waakt., pa at in het geloov^ boud u man lyk, zyt fterk. Eph: H E R T E. ip3 • Eph: VI. vers 10-17. Voor der s myne Broeders^ word kragtig in den Heer e ^ en in de flerhte zyner magt. Doet aan de geheele wapenrujlinge Godsy cp dat gy kond flaan tegen de Ujiige omlei' dingen des duivels. IVant -wy hebhen den jlryd niet tegen vlees en bloed ^ maar tegen de overheden^ tegen de magt en ^ tegen de geiveldbebbers der weereldy der duiperniffe deezer Eeuwe , tegen de geefle- lyke boosheden in de lugt. Daarom neemt aan de geheele ivapenrujlin' ge Gods^ op dat gy kund ivederffaan in den boozen dag^ en alles verrigt hebbende^ fiaan- de blyven. Staat dan , tnve lenden omgord hebbende met de waarheid^ en aangedaan hebbende de borftivapen der geregtighcid. En de voeten gefcboeid hebbende met bereii^ beid des Euangeliums des vredes. Boven al aangenomen hebbende den fchild des geloof s^ met vjelken gy alle de vuurige pylen des boozen zult kunnen uitbhijjen. En neemt den helm der zaligheid en het zwaard des Geeft es, hetwelk is Gods woord. N Breed ip4 Het OVERVLOEIJEND LXIII. Breed na 't SmaL De haane der opregten is van bet kwaad af te wyken: hy behoed zyne ziele ^ die zy^ nen weg bewaard. Spreuk: XVI. v. 17. op H E R T E. ip5 •Op Figuu LXllI. \__Jq Heilziigt, aan geloovcns hand, Word op haar voorgenomen wegen. Van Vlees en Weereld aangerand. Op dat het Heil niet werd verkreegen; Maar Wysberaad acht hen als nier, Om 't goed dat hy van verre ziet. 4 Boek EsDRA Cap: VII. vers 6-9. TT J_--> ene fïad is gebouwd en gelegen in een vlak "veld: en is -ooi van allerhle goederen. Be ingang is enge, en op eene fteilte gele- gen, alzoo dat'er ter Rechter zyden vuur is., en ter Linker zyde een diep 'ucater: Tujjen die nu is alleen een j mal Pad geleid % namelyk tuffen V vuur en V ixater, alzoo dat op het pad niet meer dan een mens t ef- fens gaan kan. Indien nu deeze fïad iemand tot eene Erve gegeeven ivierde, en hy nooit het voor gefielde gevaar zoude doorgaan , hoe zal hy zyne Erve verkrygen? N 2 Ds 196 Het OVERVLOEIJEND De Helper is getrotrJj. JL/e Hoogde gecve ons kragc en moed. Op dat wy nimmermeer vercfliagen, Voor Goliai in vlees en bloed, Die ons lloutmoedig uit kom.t daagen; Maar dat zyn hoogmoed voor ons vall', In 't flrydpcrk van dit weerelds dak I Sam: XVII. vers or y oor der zei de Daz'id, de HE E RE ^ die wy van de hand des Leeuws gered heeft ^ en lilt de hand des Beirs ^ die zal my redden uit de hand dezes PhlUfiyns; doe zeide Saul m D^vid^ gaai henen ^ en de HEEliE zy met u. Ps: CXVIII. vers 6 en 7. De HE E RE is by my^ ik zal niet vree- zen^ wat zal my een menfe doen? De HE ERE is hy my onder de geenen die my helpen: daarom zal ik [mynen lttfl'\ zien aan de geenen die my haaten. Matth; H E R T E. 197 Mat TH : X. vers i^-üo. fp'^a^^t u voor de menfen: want zy zullen u overleveren inde Raadsvêniaderin^en ^ en in baare Synagogen zullen ze u gcejeitn. En gy zult ook voor Stadhouders en Ko- ningen geleid worden, om mynent wil, baar en den Heidenen ter getwgenifje. Dog wanneer zy u overhveren, zoo zult gy niet bezorgd zyn , hoe of wat gy [preek en zult. Want het zal u in dezelve uure gegee- ven worden , wat gy /preeken zult. Want gy zyt niet die [preekt , maar \ V is~\ de Gee[t des Vaders die in u [preekt. Luk AS XXII. vers 29. Ik veror dineer e u het Koningryk, gelyker- wys myn Vader my [dat'] verordineerd heeft. 2 Ti MOT 11: III. vers 12. En ook allen die GodzaUglyk zvillen leeven in Chri[lm Jeziis, die zullen vervolgd worden. N 3 De 198 Het OVERVLOEIJENÖ LXIV. De Vergenoegzaamheid. Gy zult niet Stelen. Exod: XX. v. 15. Op H E R T E. 19^ Op Figuur LXIV. VV ^^ Vergenoegzaamhcid kan leercn, Op waare Vreeze Gods gegrond, Schuildvoor den Pyl van 't vals begeeren, • Op dat zyn ziel niet v^^ord gewond. D ie zig dus geeft op avontuur. Heeft zyne dingen veel te duur; 'De grove dievery is fchande , Dog elk gceve acht op fynder graad; Het Oog dat over alles gaat , Dat ziet zeer nauw op ieders handen. Rom: XIII. vers. 9. w ant dit^ gy zult geen overfpel doen^ gy zult niet dnoden^ gy zult niet flelen^ gy zult geen valfe getuigenijfe geeven^ gy zult niet hegeeren ^ en zoo daar eenig ander gebod ij-, 'Word in dit woord als in eene hoofdfomme hegreepen. [namelyk] in dit^ gy zult uwen paaflen liefhebben^ s:elyk u zelven. N 4 De «OO HeC OVERVLOEIJEND. LXV. De ZagüDoedighcid. Zalig zyn de Zagtmoedigen : "jjant zy zu!* Jen bet Aardryk beerven, Matt: V. vs. 5. Of . £_j^ H E R T E. 301 Op Figuur LXV. agrmoedigheid , ó helden zwacird ! Dac korte dolheid ktin verdry ven. En ons voor broeder-moord bewaard, Gv moet ons wapen zyn en blyven. J__^e mens, die anders 't leeven fpaard, In Woede en Razemy ontflooken. Loopt tegen Bus en Spies en Zwaard, Daar Lyf en Leeven word verbroken ; Maar om het Loon der Zaligheid , En voor den allerhoogllen Koning, Is hy flaphertig tot den llryd. En dekt zig toe met veel verfchooning. I Joan: III. vers ii en 12. w ant dit is de verkondlnge , die gy van den beginne gehoord bebt^ dat 'wy malk ande- ren zouden lief hebben. Niet gclyk Cain [ die ] uit den boozen zvas, en 7ynen broeder dood foeg. En om wat oof' zaake floeg hy hem dood? Om dat zyne wer- ken boos waaren^ en zyns broeders ^ regtv aar- dig, N 5 Jfec 502 Het OVERVLOEIJENI) LXVI. Hec Gerigce. Gy Zf/lt geen andere Goden mor myn aan- gezigte ijebhn, Exod: XX. v. 3. op H E R T E. Op Figuur LXVI. JL/ie hier dus voor 't gerigtc ftaat. Is Gierigheid en Eigebaac, Een Bond-renoot der ctovc zonden. o o Hy deed zyn Evennaaden niet Gelyk hy wil dac hein gefchicd; Des Haat hy ook ter ftraf gebonden. XJL et Icelyk Monfter \ geen gy ziet, Dat j^even hoofd ge zonden hiet, Verklaagd van 't Overtuigd geweeten. Staat voor de Rcgtbank van het hert; Op dat het daar veroordeeld werd. En uit des Leevens regt verfmeeten. JLy us fpoort de Vlyt in 'slierten Stad, Waar al 't gebroed der zonden loopen, Op dat beraad haar vang en vat Ter plaats daar zy was ingcfloopen. 1203 Die ac4 Met Overvloeijend J_^ic Monfter wil de zonde zyn. Gemaskerd men een fchooncii fchyn ; Maar die hr.ar wel te regt bezagen, Bcüaan haar op de vlugc te jaagen. I Kor: XI. vers 32. J.VJI aar als wy geoordeeld worde?? , zoo wor- den dvy van den Heer e g^tugtigd^ op dat 'xy met de weereld niet zouden veroordeeld wor^ den. I Joan: I. vers 8-10^ Indien wy zeggen dat wy geen zonden hebben, zoo verleiden wy ons zelven, en ds waarheid is in ons niet. Indien zvy onze zonden belyden, Hy is ge- trouw en regtvaardig, dat Hy ons de zonden vergeeve, en ons reinige van alle ongeregtig- heid. Indien wy zeggen dat wy niet gezondigd hebben, zoo maaken wy Hem tot een leuge- naar , en zyn woord is niet in ons. I Joan: H E R T E. 205 I Joan: II. vers i. Myne kindei'kens ^ ik fchryvc u deeze din- gen^ op dat gy niet zondige t^ indien iemant gezoiidigt heeft "jcy hebben eenen voor fpr aak by den Vader^ Jezus Chrifiits den rechtvaardigen^ En Kapittel III. vers 8. Die de zonde dost is uit den duivel: want Ae duivel zondigt van den beginne. Hier toe is de Sone Gods geopenbaard^ op dat hy de werken des duivels verbreeken zoude. Na Regt en Reden. \ J e Oude Mens, der zonden knegt, Aan Satans kecen vall gehcgt. Van 't Zedige gemoed mispreezcn , Dat regt op zyne Leden flaat. Word voor den Stoel van wys beraad ^VIs een Misdaadigc verwezen. Bes:eerte tot Goud. D ie Goud zoekt moer dan God, met een begeerig zugtcn. Maaid Rook en Smook voor Vrugtcn, Wa: 206 Het OVERVLOEIJEND W^ at word 'er al met vlyt gewroed Om een gedeelte Weerelds goed, Dat tog den Worm niet kan vernoegen; Al viel hem door 't Geluk ten deel De gantfe Weereld in 't geheel; Dies moet men om wat anders ploegen. j3y Beelden -dienfl: word ook geteld . De Gierigheid en ziigt tot Geld; Voor 't Heiligdom zo boos en fnoode! Dat dan hec Chriilelyk gemoed, Zig voor het Heidendom behoed. Van deeze en and're vreemde Goden. Matth: VI. vers. 19-21. V ergaderd u geen fchatten op de aarde , daarze de motte en roefi -verderft^ en daar de dieven doorgraaven en (leien. Maar vergaderd u fchatten in den Heemeï^ daarze nog motte nog roefl verderft , eji daar de dieven niet doorgraaven , nog ft el en. JVant H E R T E. 2o;r Want 'm aar uw fchat is^ daar zal ook uw harte zyn. En Kapittel XVI. vers 26. Want wat hatet een menfe zoo hy de ge- heele weereld gewlnd , ' en lyd fchade zyner ziele? ofte wat zal een menfe geeven, tot los- finge van zyne ziele, o VV aarheid, Edele kleinood! Die Valsheid uit het hert verfloot. Dat booze en fnoode kind der helle ; Wie u bezit in zyn gemoed, Beklimt een ftocl van Eeuwig goed; Maar Leugen word ter Voetfchabelle. Exod: XX. vers 16. G 'y zult geen valfe getuigeniffe fpreeken tegen uwen naafien. w anneer men voor een Koning {laat. Houd overleg gewigt en maat. Om zynen naam , naar eis , te eeren : Be- S08 Hét OVERVLOEIJEND Bedenk dan Mens, hoe gy alcyd, Onwankbaar tegenwoordig zyt, Voor d' Allerhoogflen Heer der Hoeren. Exod: XX. vers 7. VJT^? zult den naam des HEEREN wiocs Gods niet ydelyk ^ehrulken : '■juant de HEERE zal niet onfchuldig houden^ die zynen naam ydelyk gebruikt. ó XVuft, ó Eeuvv'ge Ziele Rufl! Hoe is het afgefloovde leven. Op uwe zoetigheid belufl, Wyl gy volkomen Ruft zult geeven. G heiligd. Exod: XX . vers 8. edenk des Zahbathdags , dat gy dien Jesa: LVII. vers 2. De regtvpardige zal ingaan [ in ] de vrede: zy zullen ruflen op haare faapfleden , een iegelyk die in zyne opregtbèid gewandeld beeft. Je- H E R T E. 209 Je sa: LVII. vers 20 en 21. Dog de Godloozeji z^n als eene voortgedre- vene zee ! waiu die kan 72iet riifien , en haar e "wateren werpen fyk en modder op. De Godloozen^ zeld myji Cod^ hebbeij geen vrede. Je rem: VI. vers ï6. Zoo zeld de HEERE ! jlaat op de wegen, en ziet toe , en vraagt na de oude paden , waar tog de goede weg zy , en wandelt daar in , zoo zult gy rujïe vinden voor uwe ziele. Hebh: IV. vers 8- 11. Indien Jezus haar in de rujl gehragt had- de-., zoo had de hy daar na niet gef'proken van een anderen dag. Daar hlyft dan eene ruft over voor V volk Gods. IFant die ingegaan is in zyne ruft., die heeft zelve ook van zyne werken geruft., ge^ lyk God van de zyne. Laat ons dan ons henaarftigen om in die ruft in te gaan: op dat niet iemand in dat zelve exempel der ongeloovigheid valle. De 2 1 0 Het OVERVLOEIJEND LXVII. De Heemelfe en Wecreldre w}'sheid. Maar de fFysheid die van hoven is, die is ten cer/fen zuiver, daar na vreedzaam, be- fcheiden, gezeggelyk, vol van harmhertigheid m van goede^vrugten, niet party dclyk oor- deelende en ongeveinfi. Jacob : 111. v. 1 7. Op H E R T E. axi Op Figuur LXVII. \_Jq Wj'sheid fchift van 'c al en veel, -Het Ecnig, Eeuwig belle deel, Op dat z'er eind'loos wel afvaare; Maar al wat anders wyshcid hiet. Dat is de regte wysheid niet; Dit zal zig eini'ling opcnbaaren. I Matth: XI. vers 25 en ^6. n dien zelven tyd antvjoordde Jezus en zeide, ik danke u Vader ^ Heer e des heemels en der aarde , dat gy ■ deeze dingen voor den wyzen en verfiandigen verborgen hebt ^ en hebt dezelve dm kinderkeus geopenbaard. Ja Vader ^ ivam alzoo is ge weeft het wel- hehas.cn voor u. 'ü Bock der Wysh: VIL vers 24. ïVant de wysheid is heiveeglykcr dan aUe be:veeginge; en vaard door., en ga^^ door iille dingen y van wegen ha ar e reinigleid. O 1 Hoe 212 Het OVERVLOEIJEND Hoe geleerder, hoe verkeerder, i Jr e wysheid, daar de roem van zeid, Hoe fchoon zy glinilcrd op der aarde. Die *t leeven niet tot God geleid. Is kinderfpel van geender waarde. JzsA, XXIX. vers 14. D anrom, ziet ik zal voorts wondei'lyk handelen met dit volk^ wonderlyk en wonder- baarlyk: want de wysheid zyner wyzen zal vergaan, en het verftand zyner verflandigen zal zig verbergen. I Kor: III. vers 18-20. Niemand bedriege hem zclven: zoo iemant onder u dunkt dat hy wys is in deeze wee- reld^ die worde dwaas, op dat hy wys mag worde:'': Want de wysheid deezer weereld is dwaas- heid by God^ want daar is ge fch reeven, hy vat de wyzen in haar e argliflig/jtid. En wederom^ de Heer e kend de overleg- gingen der wyzen, datze ydel zyn. 1 Kor: M E R T E. jiis I Kor: II. vers 4-7. En i7tyne reden ^ en myne predlhlng was niet in -woorcfen der menfelyke ivysbcid^ maar in betooning des geefles en der kragt. Op dat uw geloof niet zoude zyn in wys' heid der menjen^ maar in de kragt Gods.- En wyj preeken wysheid onder de volmaakten : Dog eene wyib'eid niet deezer weereld., nog der Overflen deezer weereld ^ die te niet worden-: Maar wy [preckcn de wysheid Gods [ he- fïaande'] in -verhorgendheid^ die bedekt was, welke God re vooren "uerordineerd heeft tot Qnze heerlykhtid, eer de weereld was. En Kapittel XIII. vers 9- 11. PFy kennen ten deele^ en wy propheteeren ten deele. Dog wanneer het volmaakte zal gekomen zyn, dan zal het geen dat ten deele is, te fiiet gedaan worden. Toen ik een kind was, [prak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overleide ik als een kind: maar wanneer ik een man geworden ben , zoo heb ik te niet gedaan het geen eens kinds was. ® IVant wy zien nu door een fpiegel in eene duifier e rede, maar als dan\_zullen wy zien\ aangezigt tot aangezigti vu ken ik ten deele ^ maar als dan zal ik kennen, gelyk êok ik gekend ben, O o Het SI4 Het OVERVLOEIJEND LXVIII. Het heemelfe voor 't aardfe. Jezus ant'xoordde en zeids tot hem , zoo semant iny lief heeft ^ die zal myn ivoor d be- waaren : en myn leader zal hem lief hebben en wy zulkn tot hem komen en zullen woo' ninge h^ hem maken, Joan : XIV. v. 23. Op H E R T E. 215 Op Figuur LXVIII. J[_^e arm, die 't hert den Heere opdraagd. Word lyagtig door geloov en hoope Gelleund, en heilzaam onderfchraagd ; Tot dat haar tyd is weggeloopen. Met alles wat de voet verlliet; Maar heemels goed ontdraagt hy niet. Maak plaats, VV ^S weereld met uw flange lift. Van 't edele geloof vertreeden; Gy hoord niet in der zielen kift. Leg uit het herte daar beneden. Op dat 'er plaats en ruimte zy. Vóór hem die 't huis des levens bouwde; Of anders gaat zyn gunft voorby , Van by u zytt verblyf te houden. O 4 Ver- ft 1 6 Het OVERVLOEIJEND Ferbeeven. W y zien den Zaai'gcn Heemcl open, Hoe wel niet met een fchoiuvend oog. Maar door 't geloof en in de hoope. Tot dat de gecH: het lyf ontvloog. ó! Zaafgc hcemel hoog van waarde. Wat is hy wys en welgezind. Die u, voor dceze fnoodc aarde, Omhelfd, en hertelyk bemind. I Epii: IV. vers 21-24. f7 dien gy maar hem gehoord hobt^ en door hem geleerd zyt^ gelyk de '■j: aarheid in Je- zus is: [ Te in eet en ] dat gy z^nd afleggen j aan- gaande de iworige ivav.ddïngen^ den ouden mens^ die verdorven zvord door de begeerlyk- heid der verleidinga: En dat gy zotid vernieuzvd worden inden geeft uwes gemoeds. En den nieuiven mens aandoen, die na God gefchapen is in waare regtvaardigheid tn heiligheid. Phi- H E R T E. J2I7 Philip: IV. vers 19 en 20. jOöj myn God zal na zynen rykdom ver^ 'vullen alle tiive nooddruft^ in he.rlykheid^ door Cbriftus Jezus. Onzen God nu en Vader zy de heerlyk- heid in alle Eeuwigheid, Amen. CoLss: III. vers i -3. Indien gy dan met Chriftus opgewekt zyt^ zoo zoekt de dingen die boven zyn^ daar Chrlflus is zittende aan de regter [ hand ] Cods. Bedenkt de dingen die hoven zyn , niet die op de aarde zyn. Want gy zyt geftorven^ en uw keven is met Chrijlus verborgen in Gode. ïVant een iegelyk die hid die ontvangt. D ie 'c vafte goed der Eeuwigheid, Van d'Allerhoogften wil begeeren, Moet de ydelhedcn deczcr tyd. Die haaft vergaan, den rug toe keeren. O 5 Bid- « 1 8 Het OVERVLOEIJEND Blddet en u zal s^e'^eeven worden. w at is het voordeel groot en fchoon. Dat elk, hoe klein en hoe geringe, Mag nadVen tot den hoogden troon, En bidden om de grootfte dingen. 6 Mensdom, dat de weereid vleid. Die u na wens niet mag gebeuren, Keerd u ter zalige Eeuwigheid! Die u verwagt met open deuren. De Bybel is waardig en dierbaar^ yy ie dit Juweel in handen heeft. Een licht der menfelyke zinnen. Zie dat hy na zyn voorfchrift leefd. Om 't groot beloofde heil re winnen. Vertree de weereld met den voet, Verzel u mei geloof en hoope. Tut HERT E. Tot ondci-fteuning van 'c gemoed. Op dat de zugt ten Heemel loope ; Of anders neemt de fpyt een pyn. Wyl in het menfelyke Iceven, Van hem een hooger cis zal zyn. Dien meer dan and'ren is gegeeven. sip D JosuA I. vers 8. at het hoek deezer JVet niet wyke van uwen monde ^ maar overleg het dag en nagtj op dat gy waarneemt te doen^ na alles dat daar in gcfchreeven is: want als dan ztilt gy uwe wegen v oor [poe dl g ma aken, en als dan zult gy "jerfiandelyk handelen. CoLos: III. vers i6. Het woord van Chri/Iiis waone ryklyk in U in alle wysheid, I Tim: IV. vers 13. floud aan in V lezen. De SaO Ilct OVERVLOEIJEND LXIX. De ziele ziigt na haarcn Oorfprong. Myne ziele kleeft aan het ffof: maak uiy ieevendig na uw woord. Ps: CXIX. v. 25. Op H E R T E. aai Op Figunr LXIX. I ye arme mens, in \ land van deezen tyd geboorcn. Na lang, nu uit den droom der zonden op- gewekt. Ziet om zig heen , en vind hoe dat hy is verlooren. Als van zyn Oorfprong, die zyn leeven na zig trekt. Hy zugt na 't vaderland, en heeft het hert verheevcn , Van hier na boven , door de wecreldfe woellyn , •Om, over berg en dal, -d.^^ op de been te geeven , Met uitgeflrektcn hals om eenmaal t' huis te zyn. Ily zeid vaar wel aan de aarde en allen aards- gezin den ; En word een Vrcemd'ling die in Pclgrima- gie gaat; Om 't nieuw Jeruzalem geluk kiglyk te vin- den, Een aSÜ Het OVERVLOEIJENI> Een Had, die 't waardig is, dat hy de wec- reld haat. Hy wil geen naHccp , of een pak van laflcn di'aagen , Bouwd, in het VTcemde land, geen vafl nog fchoon paleis; Maar vry en vrank van 't jok der yd'le laft ontflaagen , Houd zyn bedier en doen, gelyk een man op reis. 6 Wyze man ! hoe wel hebt gy het voorge- nomen ! Daar de ander al zyn tyd verfpild in 't vreem- de land, Mogt gy den weg des tyds, zoo zalig over- komen , En zetten uw geluk voor Eeuwig in eenfland. Ontmoet hy dan in 't veld een Wand'laar zoo gcnccgen , Als zj-n bcgeerig hert, zoo gaan ze hand aan hand, Gelyk een Brocderfchap, en fpreeken onder- weQ;en Van H E R T E. 223 Van 'c overzalig en gelukkig vaderliind. Hy kecrd zyn voeten af, van de algcmeenc En flaat de landftraat van des wecrelds togc en trein Ter zyden af, een weg die anders is geleegen. Om niet meer als voorheen een dooiend fchaap te zyn. G Ps: XLII. vers 2 en 3. elyk een hart fchreeuwt na de water- flroomen; alzoo fcbreeeuwt inyne ziel tot u^ é God. Mvne ziel dorfl na God na den leevendi- gen God: wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verfchynen? Ps: CXXII. vers i. Ik verhlyde my in de Reenen die tot my zeggen : wy zullen in het Huis des HEBREN gaan, Lucas: XV. vers 18. Ik ' zal opftaan en tot mynen Vader gaan, Eene iS4 Het OVEVLOEIJEND LXX. Eene afgezonderde ziele. Die zig afzonder d , tragt na wat begeer- lyks: hy vermengt zig in alle heftendlge wvj- hüd. Spreuk: XVIIl. v. i. "" . Op { M H E R T E. 22^ Op Figuur LXX. yn God! de zin des boeks, door uwen Gecil gefchreevcn, Word van de Sekte hier en gints en weer gedreeven , Geboogen als een riet, bewoogen van den wind; Elk roept, hy ziet het regt, en egter zyn zy blind. 't Bedenken gaf my raad ; ik zou my t' uwaans keeren , In flille aandagtigheid, om van u zelf te lee- ren. L Ps: CXLIII. vers lo. eer my uw welbebaagen doen, "joant gy zyt myn God: uw goede Geeft geleide my in een e§hi land. Lucas XVII. vers ::o. En gevraagd zyn de van de Pharifeen., wanneer het Koningryke Gods komen zoudc^ heeft hy haar geantwoord., en gezegd., het Koningryke Gods komt niet viet uiterlyk ge- laat, P Op 126 Het O V E R V L o E I J E N I> LXXI. Op het zien van Jezus, En doe ik Hem zag, z-iel ik als dood aan ' zyne voeten: en Hy leide zvne rechterhand op my, zeggende tot my; vree ft met\ ik ben de serjie en de laat ft e, Opcnb : I. v. 17 Op H E R T E. 227 Op Figuur LXXI. i ot nog toe wandelde ik in duifter, zon- der licht, Maar altyd hoopte ik op uw vriend'lyk aan- gezigt, ó Jezus, die my hier ten regten tyde ont- moette , Ik val op aarde in 't flof en kus myns Heeren voeten. Jezus heilige wonden. J7j[ icr flraald de bloed -foncein uit Jezus heil'ge wonden, En wafl: de zielen van de onrciiüghcid der zonden. Dat haa|[i;d alle Eng'len, die, op hoog ge- dreeven toon , De Godheid looven , en zyn Godde- lykcn Zoon. V ^I op uw aanzigt, ó fchaamel wigt, In 't aardfe jammerdal gebooren; In zonden zwaar, in deugden ligt, P 2 Vooi 2123 Ilct o V E R V L o E I J E N IJ. Voor lang gevallen in Gods tooren. ó Wanhoop niec, zie wat 'er daald: De liefde Gods komt uic den hoogen^ 't Is Jezus met Gods liefde omflraald. De vreede zelf blinkt uit zyne oogen. Dit 's al uw Heil, nu weeft verblyd, Gy word tot Hccrlykheid verheeven; Val op uw aanzigt, meet geen tyd, Maar dank en loof uw irantfe Iceven. ö' Jezus vonken.. XN '■i ^'Tingt myn Hert van vreugd , dus lang nog onbewoogen , Befcliaduwd van een wolk, die 't verge- noegen bluft; Nu Jezus aangezigt my toe fchynd uit den hoo- gen, Klaard al dat onweer op , en fielt myn ziel geruft. Hoog- « E R T E. fi29 Hoogl: V. vers i6. JL^yn geheemdte is enkele zoetigheid^ en ai 'wat aan Hem is , is gants begeerlyk : zulk een is myn lief/ie , ja zulk een is myn vriend^ gy dogters van Jeruzalem. Matt/i; V. vers 8. Zalig [zyn"] de reinen van hert e: want zy zullen God zien. Joan: XX. vers 20. En dit gezegd hebbende toonde Hy haar zyne handen en [ z^ne ] zyde. De Difcipe- len dan imerden vevblyd^ als zy den Heers Hebr: IX. vers 27 en 28. Gelyk het den menfe gezet is eenmaal te fierven ^ en daar na het oordeel: Alzoo ook Chriftusy eenmaal geofferd zyn- de om veeier zonden lueg te neejiien , zal ten anderen maale zonder zonde gezien "xorden^ van de geenen , die Hem verwagten tot zalig- heid. P 3 Dfi i^O Het OVERVLOE IJEND LXXII. De bekoorlyke wccreld. Doe my uitgaan uit het «f/, dat zy voor my -üerhorgen hebben , want gy zyt myne kerkte, Pf: XXXI. v. 5. Op 'cV H E R T E. 231 Op Figuur LXXII. ak my zoo banp;c, ach my! bcfcherm iiiy goedlle llccr, Voor 's weerclds vvellull, van uw V}^and uit gezonden: . Toon uw gezigt, op dat zy my de rugge keer. Het lufl my aan uw wil en wet te zyn ge- bonden. De klaagenck ziel aan de iveereld vajl gehegt. H oe gaarne was rayn ziel ten Heemel in gereezcn ! Maar ach ! de banden zyn te fterk en al te vall. Zoo gy ze niet afTnyd , ó onbegreepen Weezen ! ( Ik voel my veel te fwak) zoo blyf ik in den lafl. D Ps: CVII. vers 13. og roepende tot den HEERE in de be- nauwdheid die zy hadden ; verlofle Ily z^- uit haare angjlen. Hy voerde ze uit de duifterniffe^ en de fchU' duive des doods : en //v brak baars banden. P 4 De Ö3- HeC OVERVLOEIJEND LXXIII. De ftrikken des Duivels. '^^T^^^ IVaakt^ (laat in het geloove^ houd u man- lyk^rzyt jlerk. i Kor: XVI. v. 13. op D HERT E. 233 Op Figuur LXXVIII. e booze erf-vyand wi! my vangen in zyn firikken; Ik vrees zyn dwing-'landy , zyn lloutheid doet my fthrikken. Reik my 'c i^eloofs-zwaarc toe, ó Jezüs, goede Heer, Zoo gaa ik dien ferpent met dapperheid te keer. Ps: III. vers 8. \^taa op, HE ERE, 'verlos my, myn God: vjant gy hcht alle myne vyanden op het kin- nebakken geflagen, de tanden der Godloozen hebt gy verbrooken, Ps: VII. vers 2 en 3. HE E RE , myn God, op u vertrouw ik : ver- los my -o an alle myne "oervolgers , en red my. Op dat hy myne ziele niet rooz'e als een Leeuw, v:rfcbeurendc, terzi^l daar geen verlojjèr is. P 5 Het ;234 ^^^^ OVERVLOEIJEND LXXIV. ÏTct Kruis en de Smalle v/rc:. Gaaf in door de enge poort e: ivarJivyd is de poort e , en breed is de ivcg , die tot bet ver- derf leid; en veele zyner die door dezelve ingaan, Matth: VIL vers 13. op Ach HERT E. 235 Op Figuur LXXIV. ja! 't gev^alt my wel, 'k was graag ten hecrael binnen: Maar, al te fmalle weg, wie kan uw einde winnen ; Wat dieper afgrond zinkt , zoo fcliielyk , by u neer. Ik vrees, wat zal ik doen? ach help my iiefllc Heer. De waardigheid van V Kruis. ó J\^onin{T Chriftus! die van Eeuwigheden blonk! Dat uwe Heerfchappy aan niy de weereld fchonk , En dat ik onbefmet daar over mogt regee- ren, Nog droeg ik liever 't kruis, om uwen dood te eeren. T>e fmalle Weg, ó X ^iel, de poort is eng, de weg is fmai en Heil, Die 236 Ilct o V E R V L o E I J E N D Die zyncn wand'Iaar leid in 't EcuwigdLiurcnd heil. De brcede ruiiiie weg, dien gy niet over- ziet, Brengt zynen wandelaar, in 't EcLiwigc ver- driet. J Het Kruis. a Jezus, breng uw fmaad, uw aangedaane fmert, Uw Kruis, uw Doornekroon , en Ceefcls in myn hert; Op dat myn aandagt, om uw lydcn , altyd zugte. Zoo moet alle ydelhcid verduiven en ver- vlugten. Mat TH : XVI. vers 24. J— ^ oe zeide Jezus tot zync Dlfcipclen , zoo iemand agter my "Jj'U komen ^ die vcrloogene hem zelven, en nee me zyn Kruis op, en col- ge my. Han- HERT E. 237 Hand: XIV. vers 22. Verfierhende de zielen der Difcipekn , [^6 Het OVERVLOEIJEND LXXIX. De ovcrgifc van 's Mcnfen hert. Myn zoone, geefmy uw i;^/-/. Spreuk : XXIII. vers 26. Op H E R T E. 247 Op Figuur LXXIX. j\^om, neem myn vlees en bloed en hert. Ik breng het u ten offeranden,' Op dat het eens gereinigd werd, ó Jezus! van uw fchoone handen, Nog rood van bloed, dat zonden waft. Van 't Hert dat na de Deugden vall. Zicl-zuzteii. u w Pylen raaken, ach! zy raaken myn gemoed. Hoe brand my 't herte , ik voel een heimely- ken gloed Van liefde , ach Jezus ach ! myn allerfchoon- fte Heer, . Al wat de zon befchynd, behaagd my nu niet meer. Bemimtelyk is de Oorfprong. ó I ezus, neem de vonkjes aan, Die uit het vuur der ziele gaan. Q4 Ps. 2l8 Het O V F, R V L o £ I J E N D Ps: XXVII. vers 8. M yn hert e zsid tot u; [ Gy zegt^ ] zoeh myn aan^ezïzt : Ik zoek uiv aanaezist^ o HEEKE. "■ " Je sa: XLIV. vers 5. Deeze zal zeggen : ik ben des HEBREN^ en die zal [ zig ] noemen met den naame 'Jacobs : en geene zal [_met] zyne hand Jcbryzrn: [ ik ben ] des EI E IL REN, en zig toenoemen met den naame Ifracls. En Kapiteel LXIII. vers 2 en 3 . ïVaarom zyt gy rood aan uvj gezjaad? en uive kleederen als een die in de '■jjynperfe ir eed ? Ik heb de pers alleen getrecden^ en daar ijoas I niemand van de volkeren met my : en ik heb ze getreeden in mynen toorne , en heb ze vertrapt in myne grimmigheid ; en haar kragt is gefprengd op myne kleederen , en ai myn gewaad heb ik bezoedeld. Luk AS I. vers jG- 79. En gy kindeken zult een Prop beet des .-Elerhoogflen genaami worden :'-^a-it gy zult :-nor II E R T E. 245> 'ioor het aangezigt des Heeren voor heenen gaan^ om zyne '.vegen te bereiden. Om zynen volke kennis der zaligheid te geeven^ in vergeeving haar er zonden. Door de innerlyke bevjeegingcn der barm- hertigheid onzes Gods , met welke ons bezogt heeft de opgang uit der hoogte Om te verjchynen den geenen die gezeten zyn in duijlernis , en Jchaduwe des doods : om onze voeten te rigten op den weg des vredes. He3r: XII. vers 22-2 Gy zyt gekomen tot den berg Zion ^ en de flad des leevendigen Gods, tot het heemelfche Jeruzalem , en de veele duizenden der En- gelen. Tot de al die in de heeme- len opgefchrecven zyn, en tot God den Keg- ter over 'allen, en de geeflen der volmaakte rcgtvaardigen. }Ln tot den Middelaar des Nieuwen Tefta- mentes Jezus, en het bloed der hefprenginge^ dat beter dingen [preekt dan Abel. Q 5 ITc 250 Het OVERVLOEIJEND LXXX. Het verliezen van zig zelf. Voorin aar ^ voorwaar zegge ik u, indien het Tar-wen graan in de aarde niet valt en 0erft^ zoo blyft het zelve alleen: maar indien het flerft y zoo brengt bet veel vrugt voort. Joan: XII. v. 24. Op H E R T E. 251 Op Figuur LXXX. ó iVA cnfen kind, wild gy Gods woord en infpraak hooren, Gaat in het weezen, en den grond van 11- wen geelt, Daar nooit een Creatuur, of Beeld is in gewecfi:. Zoo diep dat gy u zelfs en alles hebt vcr- loorcn. Dat is de w^ocftcny, daar 't ftil en een- zaam is. Daar 't alles zwygt , aanhoord men 't Eeu- wig woord gewis D Jod: XXXIX. vers 36-38. oe anfjjcorddc Job den HEERE^ en zeide : Ziet ^ ik hen te geringe^ wat zoude ik it antwoorden? ik leg myne hand op mynen mond. Eenmaal heb ik gefproken , maar zal niet antwoorden: ojte tweemaal., maar zal niet voortvaaren. De 25- Met OVERVLOEJJEND LXXXI. De gryze ouderdom. Aangaande de dagen onzer Jaar en ^ daar in zyn zeventig Jaar : of zoo 'voy zeer flerk zyn , tachentig Jaar : en V ititrieemevpe z-an dien is mociie en verdriet: '■jjant het ijcord fhellyk afgefneeden , en wy vlieden daar been. Pf: XC. V- 10. Oa w HERT E. Op Figuur LXXXI. 'k VV ^^^'^ wie van Ouderdom, en 'c leeven zat en llram, In de oude wooning , daar de wanhoop vaak kwam waaren, En joeg me doodfchrik aan, en doopte in 't z^^QK. myn hairen. Hoe dikmaal keek ik u't, of Jezus nog niet kwam. Maar allerwyfte Heer, 't mag kort of lange duuren , Uw naame zy geloofd, gy komt ter regter uuren. V Weerelds ydelheid. j^\ wat de zon befchynd is ydcl, grootfte God: Nu ik 't gezien heb, is de weereld my een fpot. Myn dagen Z)'n voorby , myn vreugdön zyn verdwcenen , Had ik geen troofl aan u, heinas! waar zoud ik hecncn. 154 H<^^ OVERVLOEIJEND Va7i den Geejielyken en Nat uur ly ken dood. J[k ben, ó Heer! 't gewoel des weerelds lang ontgaan, In 'tdiepfte der woellyn, om flil voor u te ilaan. Ik ftierf zoo menigmaal als ik my heb ge- vonden ; En egter heeft de dood my nog niet gants verflonden. Myn hoofd is kaal en grys, ik tel zoo menig Jaar; Nog vond ik menigmaal my zelven hier en daar. Myn tyd is om, dat ziel en lighaara fchei- den zullen. Wat nu nog open flaat, dat moet uw dood vervullen. H De nietigheid van den Mens. oe nietig zyn wy! al de \\7sheid die ik dagt, Gefchift te hebben , van den dikk' en donk'ren nagc Der H E R T E. 255 Der onkunde , en eenvoud , door wysbe- geerce, is heden. Voor myne ziel het grootft van alle zottig- heden. Gelukkig Filozoof, die, uitgeleerd in «'t end. Voor 't Eeuwig wezen, al zyn zotterny be- kend. I Ps: XXXVII. vers 25 en 26. k ben jong gevjeefl ^ ook hen ik oud geivor^ den^ maar heb niet gezien den Regtvaar- digen verlaaten , nog zyn zaad zoekende brood Den gantfen dag ontfermdHy zig, en lcend\ en zyn zaad is tot zegeninge. Ps: XXXIX. vers 5 en 6, HEERE^ maak my bekend myn einde ^ en "joelke de maate myner dagen zy ; dat ik weete hoe vergankelyk ik zy. Ziet^ gy hebt myne dagen een hand breed gefield., en myn leeftyd is als niets voor u; immers is een ieder mens., [ hoe ] vafi hy Jiaa, enkel y delheid., Sela. Jesa: LVII. vers 2. Hy zal ingaan in de vrede: zy zullen ruften op haar e ftaapfleden; een iegelyk die {in\ zyne opregtigheid gewandeld heejt. MecH Z$6 Het OvERVLuElJENW LXXXII. Meefl te onpas. Hef is den menfe gezet eenmaal ts fier- ven^ en daar na het oordeel, Hebr: IX. V. 27. Op H E R T E. 25f Op Figuur LXXXII. _/xIs dceze gail Idopt aan de Poort, Zoo wyfl men hem gemcenlyk voort. 6 Achteloosheid ! W anneer de mens nu is gekomen, Tot voor de poorte van den dood. Dan vvord'er eeril met leed vernomen, Hoe vrugteloos de tyd vervlood; Die goude tyd zoo flegt vcrfleeten. Ten dienfte van het fterflyk vlees. Dat alle vooiTaad is vcrgecten. Ten grooten reistogt, zonder vrees. Het fchip moet af van 's levens flranden, En v^reet niet waar het zal belanden. Spreuk: XIV. vers ^2. D e Godlooze zal hecnen gedree'ven 'wor- den in 2.yn kwaad: maar de regtvaardige betrouwd [ zelfs ] /;/ zyncn dood. R De ^t Het 0VERVL0EIJEN]>. LXXXIII. De Aanfpreckcr. Leer [ om "] alzoo onze dagen tellen^ dm wy een wys bene bekomen» Pi'; XC. v. 12. Oi> H E R T E. 259 o op Figuur LXXXIII. H. et voorbeeld, dat men flerflyk zy. Gaat daag'Iyks voor ons aanzigt treeden; Een vi^elbekende is overlceden; In 't korte, geld het u of my. 't Is beft dan zulk een weg te kiezen. Daar 't fterven ons niet doet verliezen. Ps: XCV. vers 7 en 8. H eden^ zoo gy zyne flemme hoord. En verhard uw berte 7Üet. Jesa: LV. vers 6 en 7. Zoekt den HEERE terwyle Hy te vinden is: roept Hem aan terwyle dat Hy naby is. De godlooze verlaate zynen zveg^ en de on- geregtige Man zyne gedagten: en hy bekeer e zig tot den HEER E, zoo zal Hy hem zyner ontfermen: en tot onzen God, want Hy crr- geeft menigvuldïglyk. Matth: XXV. vers 13. Zoo waakt dan, want gy weet den dag LXXXIV. Op 't zien van Doodsbeenderen^ Voortvaar^ voorwaar zegge ik u^ de uure komt^ en is nu^ wanneer de dooden zullen hoor en de fiemme des Zoons Gods, en die ze gehoord Mben, zullen keven. Joan: V.v.25. Op II E R T E, 261 Op Figuur LXXXIV. T ó leugd, bespiegel i-i mei: my. En denk, hoe die gcbeent' voor deezen.. Zoo fris en bloeijend was als gy. En dat gy ook als zy ziik weezen: Daarom laat zinken 's weerelds vreugd. En zoekt uw Heil in waare deugd. H eiland, die den dooden 't leeven gaf f Verwek ons uit het (linkend zonden graf. Joan: XI. vers 40-44. I ezus zeidc tot haar ^ hehhe ik u niet ge- zegd^ dat^ zoo gy geloofd^ gy de heerlykheid Cods zien zult? Zy namen dan den ft een iveg^ daar de geflorvene lag. En Jezus hief de oogen op- waarts^ en zeide, f^ader ik danke u dat gy my gehoord hebt. ' Tiog ik wifl dat gy my altyd hoord: maar om der fchaare licille , die r on torn fiaat^ heh- he ik [ dit ] gezegd^ op dat zy zouden geloo- ven^ dat gy my gezonden hebt. En ah Hy dit gezegd hadde , riep Ily met grooter jlemme^ Lazarus komt uit. En de geliorvene kwam uit. R 3 Met ft62 Het OVERVLOEIJEN» €.XXXV. Met zuivere Handen De uure komt^ in ivdke alle die in de graven zyn^ zyne fïemme zullen booren. En zullen uitgaan. Joan: V. v. i% en 29, 0^ HERT E. ±$$ Op Figuur LXXXV. ,1 J e W}'ze fcheid wel voor een deel , Om 't kwaad van 't goede rein te vaagen ; INIaar God zal fcheiden in 't geheel. Op 't laacftc punt -van alle dagen. S Gi'odte dag! Van vrsuzd en Achl H et Goud, door dccze proef gekomen, Word in den Ilccmel opgenomen; Terwyl 't onwaardig fchuim zig fcheid , En in de helle neder glcid. M 2 Petri: 111. vers 10-12. aar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nagt ; in welken de He e me- len met een gedruis zullen voor by gaan, en de Elementen branden zullen en vergaan^ en de Aarde en de werken die daar in zyn zullen verbranden. Dewyl dan deeze dingen alk vergaan, R 4 hoS' ft64 Het O V E R V L o E I J E N D hoedanigen behoord gy te zyn in Heiligen wandel en Godzaligheid? Verjuagtenie en haaflende tot de toeknmde van den dag Gods^ in ivclken de Iheuielen door vuur ontfleeken zyn de zullen vergaan^ en de Elementen brandende zullen verpuel- icn. 6 J.yX'^'''5' bcdagc gy dcezen dag, Hoe fchrikte gy voor zonden! Een Eeuwig leed, o wee! en ach! ó Mens, word in gebonden. En overdenkt dien dag met my. Wat eens verfchynd, komt eens naby. Malea: IV. vers i en 2. V V ant ziet, die dag komt brandent^e als een oven : dan zullen alle hoogmoed} gen , en al ivie godloosheid doet, een fïoppel zyn, en de toekomjlige dag zal ze in vlamme zetten, zeid ds HÈEKÈ der Heirfchaaren, die hen nog -Jjortel nog lak laaten zal. Ulieden daar en tegen, die mynen naaut vrecsd, zal de zonne der geregtighcid opgaan, en daar zal gcneezinge zyn onder zyne vleugen len, en gy zult uitgaan en toer.ee men, als vicjlkalveren^ -A'ifj T H E R T E. 265 Nti is V z'oor handen, en hiatllcn is hcc eind van 't ryk des tyds gekomen ; 't Gebouw en \ Fondament word t* zaamcn v/eg- gcnoomcn; Die iiicc gegrond hcefr, op den geeflelyken lleen, Door wyflyk overleg, helaas! waar zinkt hy heen. G Ps: CII. vers iG en 27. 37 hebt 'voormaals de aarde gegrond^ en de beemelen zyn V iverk uwer handen. Die zullen vergaan., maar gy zult ft aan- de blyven; en zy alle zullen als een kleed ver ouden , gy zult ze veranderen als een ge- waad., en zy zullen veranderd zyn, Matth: XXIV. vers 29-31. En terpond na de verdrukkinge dier da- gen , zal dj zonne vcrdu'ifterd worden , en dt maane zal haar fchynfel nkt geeven., en de jlerren zullen van den Heemel vallen., en de kragten der Heemelen zullen beweegd^ vjorden, H 5 En ^66 Het OVERVLOEIJEND Ej7 ah dan zal In den heemd verfcbyner, het teken des Zoons des Menfen : en dan zul- len alle de geflachten der aarde vjeenen^ en zullen den Zoon des Menfen zien^ komende op de wolken des Heemels, met groote kragt en heerlykbeid. En Hy zal zyne Engelen uitzenden met eene hazuïne van groot geluit, en zy zullen zyne uitverkoorenen by een vergaderen uit de vier winden, van [ het eene ] uiterfte der heemelen tot \^ het andere ] uiterjie der zelven. H Het komt op Rekenfchap aan. et gi'ootc voorjaar, dat der eeuwen win- tur fluit. ryrcclct met het lighaam nu , als gras , ter aar- den uit. Daar Haat dat wonder, daar zoo lang, van is gefproken. En Adams dorre Eoom is weer in 't loof ondooken. Gsijikkig leven, dat decze uur tcrhertenam. Op dat zy hem ten goede en niet ten kwaade kwam. Lu- E HERT E. 16? Luk AS XXI. vers 25-27. n daar zullen tekenen zyn in de zonne^ en maane^ en fïerren^ en op de aarde be- nauivdheid dzr "jolkeren^ m>iï t-jüjjfel moedig- heid^ als de zee en '•juater golven groot geluid zullen geeven: En den menfen het herte zal bezwyken van vreeze, en ver-w agtinge der dingen, dis het aardry k zullen overkomen. IVant de kragten der heemelen zullen beweegd wor- den. En als dan zullen zy den Zoon des Men- fen zien komen in eene 'wolke met groote kragt en heerlykheid. Daar geld geen aanzien. _£\| u komt de ontelbaarheid van 't menfelyk gewoel , Uit alle ftaacen, voor den hoogften Regter- ftoel; Dat alle dwing'landy, geweld en ftoutheid z\v}'gen , Oiu hun fententie uit dien waarden mond te krygen. Zingc ft68 Iht O V E R V L o E I J E N D Zingt nu vol vreugd, die in dccz'wigtig' oor- deel-ftand, Door'cRegt gefcheiden word, aan 's Regtcrs Rechterhand. w I TiiEss: IV. vers' \6 en i*'. ant de Heerc zehe zal met een ge- roep^ met de ftemme des Avchangels ^ en met de hazuhie Gods^ neder daalen van den Hee- mel^ en die in Chriflus geftoroen zyn, zullen eer/l op fiaan: Daar na wy die leevendlg overgehleeven zyn^ zullen te zamen met haar opgenomen 'worden in de wolken^ den Heer e te gemoete^ in de lugt : en alzoo zullen v:y altyd met den Ileere weezen. Het onderfcheid blykt in de Proef. .w^ gtige uitfiag! van het Menfelyke Iccvcn ; Daar de een verworpen, en de ander hoog verhecven , Zoo groot een onderfcheid van (laat en weezen maakt. Wat H E Tv T E. • 269 Wat hoord het menflyk hert hier van te 2511 geraakt! Op dat het leeven* niet onachtzaam word ver- fleeten , En deeze hoogfte zaak zoo fchandelyk ver- geeten. w I Thess: V. vers 2 en -5. atft gy weet zelve zeer zvel, dat de dag des Heer en alzoo zal komen gelyk een dief in den nagt. JVant ivanneer zy zullen zeggen^ het is vrede ^ en zonder gevaar: dan zal een haas- tig verderf haar overkomen^ gelyk de haa- rensnood eenc hevrugte [ vrouvoe ] en zy tullen V geenzins ontvlieden. w Net Leed blyft agter. aar z^-n de traanen en de zugten vaw dit leeven? 6 Zaal'ge broederfchap in 't vol bezit van vreugd ! Of heeft dat zaad des Leeds een paer'lcn oogfl gcgeeven ? Wat s^o Het OverVloeijend Wat groeten rykdom maaid de kofielj'ke deugd ! ó Mens! ó mens! betragt tog boven al u\f zaak en, Hoe dat gy heilzaam moogd in dit gezelfchap raakcn.' Mat TH : XXV. vers 34. XJlIs dan zal de Koning zeggen tot de geenen die tot zyner rechter [ hand zyn^ ] komt gy geze genden myns Vadeis ^ beërft dat Koningryk^ het "Jjelk u bereid is van de grond- legging der weereld. w Het einde draagd den Lajï. aar is de ruft en luft van 't ongebon* den leeven, De magt, de pragt, de moed, het goed en al gebleeven? Was dat ten koftcn van zoo grooten val gehaald? 6 Wee en ach! dau is het al te duur be- taald; Wel HERT E. tjï Wel hem , die dcczc Bui van verre al cp znc; koincn , En z\'ne toevlugt in Gods liefde heeft geno- men. Jesa: XXXIV. vers o. A^n haare beeken zullen in peck verleert vjorden^ en haar ftof in zwavel: ja haare aarde zal tot hrandenden peck worden, Matth: XXV. vers 41-46. Dan zal Hy zeggen ook tot de geene die ter flinker [ hand zyn^ ] gaat weg van my gy vervloekte in V eeuwige vuur , V welk den Duivel en zynen Engelen bereid is. IVant ik ben ■ hongerig gevjeefl , en gy hebt my niet te eten gegeeven: ik ben dorjJig ge- weeft, en gy hebt my niet te drinken gegee- ven. Ik was een vreemdelinge en gy hebt my niet geherbergt : naakt en gy hebt my niet gekleed: krank, en in de gevangeniffe , en gy hebt my niet bezogt. Dan zullen ook deeze Hem antwoorden, zeggende , Heer e , wanneer hebben wy u hon- gerig gezien , of dorftlg , of een vreemdeling, of naakt, of krank, ofte in de gevangenijfe en hebben u niet gediept. Dai^ 27* Het OvERVLOEIjfcND Dan zal Hy haar anrjöoorden en zeggeh^ voorwaar zegge ik u : voor zoo veel gy | ^/V] (ren van deeze minfïen niet gedaan hebt.,' zoo hebt gy het my ook niet gedaan. En deeze zullen gaan in de eeuwige pyne: maar de regtvaardlgen in dat eeuivige keven, O p E N B : XX. vers 12-15. En ik zag de dooden^ klein en groots ft aan- de voor God: en de boeken wierden geopend: en een ander boek ivierd geopend dat des leevens is: en de dooden wierden geoordeeld uit het geene in de boeken gefchreeven was y na ha ar e werken. En de zee gaf de dooden die in haar wa- ren; en de dood^ en de hel gaven de dooden die in haar waren: en zy wierden geoor- deeld een iegelyk na haare werken En de dood en de bel wierden geworpen in den poel des vuurs : dit is de tweede dood. En zoo iemand niet gevonden wierd ge- fchreeven in V boek des leevens ^ dia wierd geworpen in den poel des vuiirs. Be- DRIE BRIEVEN JAN LUYKEN. Beminde Broeder, Roelof BeUinckhuys en Zoon JlI^ en vriendeJyke gi'oetenis en goede wens tot voortgang op den weg der Zaligheid. Wy zyn hier welgekomen, en bevinden de ftaat der wooning tot itilte en luchtigheid zeer fchoon, gelyk ik hoop dat UL: zelfs haafl: eens zult komen zien. Onze opregte en trouwe vriendfchap) die wy met malkander gehouden hebben, is wel wat in vermindering van by- eenkomfl: geraakt, dat my leed is, en wen- ile dat het konde zyn als te Amfterdam ; maai' wy hoopen dat zy zal duuren den tyd van deeze Pelgrims weg, door onderhouding, en hier namaals eeuwig en altoos; en wy bedan- ken UL: ondertulTen voor alle liefde en toe^ S ge- 274 B R I,E V E N. geneegcnheid en dienll:, de Meere vcrgelde UL: zulks met zyncn zegen aan de ziele. Wy hebben veelmaal race malkanderen her- relyk gefproken van dat groote voorwerp des Eeuwigen Leevens, en van den Smallen weg langs welke wy derwaarts moeten gaan, ik hoop dat wy te zaamen daar acht op zullen hebben, elk aaii zyn hoekje daar hy is, om aan deszelfs einde uit te komen in de eeUf wige breette ert ruimte : gyL : hebt nog gezel- fchap aan malkander, 't welk ons ook aange- naam is : vorder hoop en wens ik dat de Heere Jezus UL: trooft en zoetheid zy, tot tempe- reerlng van de bittere drank der verlogening, die wy inneemen tot eeuwige Gezondheid» De Hoop is onze Trooft, door het Geloove, dat wy eenmaal uit onze gevangenis verlofl zynde, met malkander zullen woonen in on- fcheidclyke vriendfchap , als gezamentlyke fpruit'cs, aan den grooten Wonderboom der Schepping, voorrgcbragt uit den wortel en oorfprong van alles en alles, welke God is^ dat BRIEVEN. -75 dat eenige en eeuwige Goed, in wien wy dan zullen leeven als Kinderen by haaren Vader, buiten alle bekommerniflèn. Groot en onnoe- melyk groot is deeze vervvagting, en dat na zoo een korre tyd. Nu Beminde en van herte waarde Vriend en Broeder, wy zullen UL: te zaamen haaft eens verwagten: zyt ondertuiïèn den Heere in zyne genade en leiding bevolen' en gegroet van onze Zufter Annetje van Vliet , ook van Vriend Siewert Janfe^ als meede van Claas Meynderfe en zyn Vrouw. Wy zoude nog wel een Boodfchap aan UL: verzoeken om te doen, (het welk wy weetcn dat UL: gaarn doet.) Annetje had voorgehad, om by de Brouwers Vrouw, agter ons in de dubbelde Arend te gaan, affchcid neemendc, en om haar te bedanken voor 't groot en vriendelyk geryf dat zy ons heeft gedaan , met het bcfchikken van Gefl: ; dog door de drokke bezigheid en eindeling door 't ontgaan uit de geda-Tjten is 't niet f^efchied, of UL: haar of de Kantoorknegt Jobannis dat eens geliefde te S 2 zez- 176 B R I É V E N. zeg'j^QYi , haar t' zaam^ groetende en VTÏende- lyk bedankende. Ook had Annetje^ op 't laaff vergecten in de Kelder regt tegen over onze deur te verzoeken, of 'er een beftelder mee een Brief aan ons huis kwam kloppen , dat zy dan wilde dezelve by onze huisvrouw (hiuren, welke wy order gelaaten hebben, die aan te neemen en te bctaalen het port , om ze aan Alhert Ltiykefis huis te behandigen : want de- wyl de Dogter in die Kelder, den dag door, voor het glas ftaat te Spinnen, zoo kan zy het rcctfte zien, als 'er iemand aan onze deur klopt, want Barentjes huis is dikmaals toe dat zy 't niet eens gewaar zou worden , of als onze Huisvrouw of Man uit waaren, dat 'er geen geld voorhanden was, of zy de Bedel- der dan wilde wyzen , by Alhert Luyken , op den Nieuwen -Dyk, tuffen de twee Haarlem- mer fluizen, in de Stad Hooni, zy is daar wel verfcheide maal geweeft: dit is principaal om dat ik een brief van Neurenburg verwagt, en haar myn ve:^huizen nog niet toe gefchreeven BRIEVEN. 277 is, alzoo kon 'er ook nog van elders fchryven ' komen. Hier jneede zyt t' zaamen wederom vriendclyk .gegroet, en des Heeren Jezu genaade gewenfl. UL: toe gene ge vriend en Broeder in de Hoope der Zaligheid. Jan L u y k e n. (De groetenis aan UL: beide Dogters.} Schelinkhotit den 28 Aug: 1703. Beminde Vriend en Broeder, Roelof Bellinckhuys en Zoon. M et deeze geleegendheid van 't overko- men van Vriend Siewert., gaan deeze weinige regelen, tot teken van 't onderhouden der vriendichap, met een vriendelyke groetenis, S 3 en £78 BRIEVEN. en goede wens, dar UL: de Hcere verder te zaame geleide door dit Jammerdal, met iever" tot Hem, met ilerkte en vcrtroofting, om voort te wandelen, na dat gelukzalig land der Rulle, en der eeuwige BlydCchap, alwaar ik hoop dat wy eeuwige Vrienden zullen Z}^n » met alle zalige en lieve Engelen, onze Broe- ders , ons al t' zamen oneindig vermaakende irj de wonderen , en goeddaaden Gods ; dit is dac groote voorwerp om onze herten af te trekken ^ en afgetrokken te houden, van het welbehaa- gen dcezer weereld, vallende de zeer korte tyd deezes leevens, op de eeuwig duurende Bruiloft, vol van alle liefelykheedea, die heilig zullen zyn, en ons dan niet fchaaden. De zoe- te Heere Jezus , zy met UL : t' zaamen. Groet UL: Kinderen en Froontje^ en blinde Aaltje^ vaart wel tot Zaligheid, en zyt nog- maals hertclyk gegroet inde zoete naame Jezus. LL: toe gene e ge en HeilwenfcndA Vfiend en Broeder Jan Luyken. Buiten Hoorn den lo JSovb: J704. Be- B Pv I E V E N. ■ 279 Beminde Vriend en Broeder, Roelof Bellinckhu^s^ Zoon en Dogter. \^ L: fchrj-vens wel ontfangen hebbende ventonden wy daar uit U voorfpoedige over- vaard, hoe wel 't toen ter tyd, al vry harde wind was, wens dat de Meere, vorder, na Lighaara en Ziel, UL: gezamentlyke leevens Reis, door dit tegenwoordige na het toeko- mende eeuwig duurende , en in alles vcrgenoeg- zaame Iceven, gelieve te zegenen: op dat wy aldaar de hier begonnen vriendfchap, oneindig voltrekken, met alle de veelduizende zalige Zielen , en H : Engelen als vrecdzaame Kinde- ren, rpcelende en declende in alle de groote over\docijende goederen , van zoo grooten Va- der als God is; die ons alle zoo vrindelyk en genadiglyk nodigd en n-ckt uit dit Elendig Jammcrdal , tot die onnoemelyke Erffenis , zj-ns eeuwige Koningr^'ks: hier op oogcn wy, on- der ons bedreif, als het voornaamlle doelwit, en hoepen in geduld te volharden; de Meere S 4 zy i28o * BRIEVEN. zy met UL: in het eenzaam leeven; het is ons lief dat gy aldaar nog zoo veel lieve vrien^ den hebt tot een gezclfchap, op de Pelgrims weg, die van gelyke zin zyn, om het zalig vaderland te bezitten. Het is hier onder de be- kende vrienden, na 't uiterlyke nog wel, al" leen Aan Gerritfes dogters Man, heeft in 'c gladde weer, een zwaare val gedaan, maar een Huis of twee drie van zyn eigen deur, willen- de om vaftcr te liaan, van de gladde fteenen zig wat verbeeteren, zoo ontglyen hem beide de beenen, en hy met kragt nederllortende breekt het Been boven de iluit, waar van ge* zegt word dat het ongeneeflyk is, en dat hy nooit meer zal kunnen werken , nog gaan , al$ met een kruk, dit is gevolgd, kort op Aan Gerritfes kwa.ilyk gclleldhcid , die nu weder vry wel is : do^ do neergeworpen en gekwetdc Man, was daar in nog vry wel gclaaten, zulks neemende van de hand des Hceren, die hy zeidc, dat Hem na Ziel en Lighaam verilerk- tc: het is te denken, dat de Heere zulke en dier- BRIEVEN. 281 cliergelykc bezoekingen over den Mens toelaat, tot zyn nut en verbetering, hy is nu een INian vm ontrent twee en zeventig Jaar, Nu, wy zullen nu en dan eens een Briefje van UL: vervvagtcn en ook ondertuflcn, van overkomende vrienden wel eens hooren, hoe 't UL: gaat. Zyt hier meede t' zaamen vrien- delyk gegroet, en alles goeds gewenft, tot eeuwige Zaligheid. De groetenis aan alle de Vrienden. UL: gunftige Fr'iend en Broeder in de hoope van eewwlge Zaligheid. Jan Luyken. Amflerdam den 17 Jan: \-j\i. De jonge Jantje Linken heeft belafl, de groetenis wederom van hem aan de vrienden te doen, hy is nog wel te pas, zyn Moeder en Oom laaten ook de vrienden groeten. De groetenis van zufter Annetjs van P liet. S 5 BLADWYZER Van de Benaaming der Zinnebeelden. A A. anfprecker. 258 Afgezonderde Ziele. (een) 224 Apotheek. " 22 B. Byen. 26 Bekeerd u. ( de Co- meet. ) 44 Bekoorlyke weereld.230 Belegering des Her-. ten. 190 Bier. 114 Bleeker. 1 1 o Boete. 17^ Boom aan 't Water. 68 3rced na 't Smal. 194 D. Daar is Genade. 134 Diamant. 96 Dieren, (niet als de) 60 Door Liefde getrok- ken. 162 G. Gelukkige Uitkomfl:. 6 Gerigte. 202 Grootfle Wonder. 124 Giyze Ouderdom. 1^52 H. Harmonie. 2S Hemel. 100 Hemelvaart. (Jezus) 1 5 8 Hemelfe voor 't aard- fe. 2 1 4 Hemelfe en Wee- reldfe \v7sheid. 210 Hoe onbeftendig! 40 Huisheer. 1 4 J. Jezus hangd aan 'c I Kruis. 152 Jezus inn-ek te Je- ruzalem. 145 Jezus zoet gezel- fchap. 240 Jongelingfchap. 90 K. Kalk. 7' Kleed. 7^ JKomt in, komt in. 56 [Koning. bi5 Koop- BLADWYZER. Koopman. Kruis en Smalle weg. L Laacfle Reden. M. Maan en't Geftemte. I\liillen-rlei ers. Meefl te onpas. Met zuivere Handen. H. Nadert. ( het ) Nagtmaal. Na|rrull. Nederigheid. Nodige Wapenruf- ting. Noordpool. O. èMond der Waar- heid! Overgiitvan'sMen- fen hert. p. Papier. Prop heten en Euan- geliften. R. Regeerder. 94| S. ^34 Schaap. 6* Schipopftrandiseei] i 156 Baak in Zee. 2 j Schuit. 66 j Q ' Simlbn jaagt de vof- .s6 Spyze. 116 38 ^^^ Stempel. 76 "iStephanus geftee- Q<' "'•^^'^• 166 ^ ^^ Straal en Jezu tot een M^ in 't duiller. 238 i''^'^ Strikken des duivels. 232 i50| '1 J7Q Trouwe Herder. 140 80| V . Valligheid aan Jezus. 244 Ver«ierr en GenvC- 130 276 98 120 88 zmg. 160 Vergepoegzaamheid iy8 Vcrheerlykt door den Gaft. 126 Verlaatene ziele. ( een) 242 Verhezen van zig zelf. 25^5 Verlooren Zoon en Schaap. 14^^ \^oor* 15 L A D W Y Z E Pv. Voorzigtigheid is de Moeder der wys- heid. Vriendfchap. ( hoc zoet is ) Vrouwtje ( het ) makt den zoom van Chriftus Klee- dcren aan. w. Wagen. Wat is 't Aardfe. Wat is 'er aan. Weeft de minfte. i8 34 136 182 180 Wclgckomen. Wild van Natuur. z. IC 52 aoo Zagtmoedigheid. Zien vanüoodsbeen- deren ( op 't } 260 Zien van Jezus. (op 't ) 226 Zien van eenSchip. C op 't ^ 84 Ziele ( de ) zugt na haarenOorfprong. 220 Zyner tyd. ( foO »4^ EINDE. Ey den DRUKKER deezós, is nog ge- drukt, en te bekomen. JVeJl er boven i den Schepper verheeilykt in de Schepzelen. 8°. met pi. J. Bunjan , Chnftens Rcize na de Eeuwigheid met fyne plaaten. 12°. G. van Duiken, 't Gereinigt'Hertc door 't Geloof met plaaten. 8°. J. B. Figuurlyke Schets van eenige gcefle- lyke bevindingen, of de ordinaire wyze op welken God de Zondairen van grond en Haat verandert. 8°" M. de Gidjon, het Lied der Liederen van Salomon. 12^». D. van Avenhorn, de Onderlinge Chriftelyke Verdraagzaamheid , gezogt in de Chnflelyice Kerk maar niet gevonden. 8°. Wilcocks^ Koflelyke Honing - Droppelen , uit den rotslteen Chrifti, met Aantekeningen van J' P. 80. Turretyn, over de Tcflalonirenlen. 4°. Hellenbroek , kort Begrip der Chriftclyke Religie. 8°. y. Petfcb , Verdediging der Befte ^Vcereld , met her I'yvocg/cl, en de Redding der Eere en Leere van Leibnits en Wolf. gr 8°. y. van Bellen f Spel -Spraak en Dichtkunde. 4='. — — — Korte fchets der Nedcrduitfe Spraak -Korft. 4°. Kern der Franfe en Nederduitfe Taaie, met plaaten. H°. J. J. dn Bucquoy , Geopende deur der Ge- ögraphie. 8°. A. J. F OS EL , Natuurlyke Hif^orie der Infedcn, warn- in de Dag en Nagt Flinders ^ in hunne Clajjen verdeeld, yoo. als ook de Kevers^ Torre?i , Water Injtd.en, Springbaanen, Krekels, Hommeien, JVespefi, Muggen, yiooUi Vliegen, enz. nauwkeuiig bcTch ceven en na het leven Gecouleiird en Afgebeeld zyn, in f''. 4°. op befl Holland^ Mcd; fchryfpap: ge- rukt Dit Wérk word van tyd tot tyd nog vervogd. E ydk, Med: Doft: over de I.oop Ziekte, gr. 80. A. F. Waltberi, de Lingua Humana euro fig: gr. 8°. VA J:4 O O ^ rt :^ o ^ •tl! o ö £ J^ = OT O. C/} c CU > *So ^ o co ^ co _a ^ -5 H .::3 biO 'a .0 C rt -H _o tn _rt ^ ï^ ÖjO "a .ti 0 3 rt o 0 C/} C/2 0 C/3 0 -O CU s 0 < < u u VW E ^^^Kf 'M&m)sy^' ?1^^,n \^'.\r '\ :Sm £:«&>& ^ :*